Vervoeging van anatomiseren
Onbepaalde wijs (infinitief): anatomiseren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik anatomiseer
- jij anatomiseert
- hij/zij/het anatomiseert
- wij anatomiseren
- jullie anatomiseren
- zij anatomiseren
Present
- I anatomize
- you anatomize
- he/she/it anatomizes
- we anatomize
- you anatomize
- they anatomize
Onvoltooid verleden tijd
- ik anatomiseerde
- jij anatomiseerde
- hij/zij/het anatomiseerde
- wij anatomiseerden
- jullie anatomiseerden
- zij anatomiseerden
Simple past
- I anatomized
- you anatomized
- he/she/it anatomized
- we anatomized
- you anatomized
- they anatomized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geanatomiseerd
- jij hebt geanatomiseerd
- hij/zij/het heeft geanatomiseerd
- wij hebben geanatomiseerd
- jullie hebben geanatomiseerd
- zij hebben geanatomiseerd
Present perfect
- I have anatomized
- you have anatomized
- he/she/it has anatomized
- we have anatomized
- you have anatomized
- they have anatomized
Voltooid verleden tijd
- ik had geanatomiseerd
- jij had geanatomiseerd
- hij/zij/het had geanatomiseerd
- wij hadden geanatomiseerd
- jullie hadden geanatomiseerd
- zij hadden geanatomiseerd
Past perfect
- I had anatomized
- you had anatomized
- he/she/it had anatomized
- we had anatomized
- you had anatomized
- they had anatomized
Toekomende tijd I
- ik zal anatomiseren
- jij zult anatomiseren
- hij/zij/het zal anatomiseren
- wij zullen anatomiseren
- jullie zullen anatomiseren
- zij zullen anatomiseren
Future
- I will anatomize
- you will anatomize
- he/she/it will anatomize
- we will anatomize
- you will anatomize
- they will anatomize
Toekomende tijd II
- ik zal geanatomiseerd hebben
- jij zult geanatomiseerd hebben
- hij/zij/het zal geanatomiseerd hebben
- wij zullen geanatomiseerd hebben
- jullie zullen geanatomiseerd hebben
- zij zullen geanatomiseerd hebben
Future perfect
- I will have anatomized
- you will have anatomized
- he/she/it will have anatomized
- we will have anatomized
- you will have anatomized
- they will have anatomized
Conditionalis I
- ik zou anatomiseren
- jij zou anatomiseren
- hij/zij/het zou anatomiseren
- wij zouden anatomiseren
- jullie zouden anatomiseren
- zij zouden anatomiseren
Conditional present
- I would anatomize
- you would anatomize
- he/she/it would anatomize
- we would anatomize
- you would anatomize
- they would anatomize
Conditionalis II
- ik zou hebben geanatomiseerd
- jij zou hebben geanatomiseerd
- hij/zij/het zou hebben geanatomiseerd
- wij zouden hebben geanatomiseerd
- jullie zouden hebben geanatomiseerd
- zij zouden hebben geanatomiseerd
Conditional perfect
- I would have anatomized
- you would have anatomized
- he/she/it would have anatomized
- we would have anatomized
- you would have anatomized
- they would have anatomized
Imperatief
- jij anatomiseer
- jullie anatomiseert
Imperative
- you anatomize
- you anatomize