Vervoeging van bagatelliseren
Onbepaalde wijs (infinitief): bagatelliseren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bagatelliseer
- jij bagatelliseert
- hij/zij/het bagatelliseert
- wij bagatelliseren
- jullie bagatelliseren
- zij bagatelliseren
Present
- I weaken
- you weaken
- he/she/it weakens
- we weaken
- you weaken
- they weaken
Onvoltooid verleden tijd
- ik bagatelliseerde
- jij bagatelliseerde
- hij/zij/het bagatelliseerde
- wij bagatelliseerden
- jullie bagatelliseerden
- zij bagatelliseerden
Simple past
- I weakened
- you weakened
- he/she/it weakened
- we weakened
- you weakened
- they weakened
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebagatelliseerd
- jij hebt gebagatelliseerd
- hij/zij/het heeft gebagatelliseerd
- wij hebben gebagatelliseerd
- jullie hebben gebagatelliseerd
- zij hebben gebagatelliseerd
Present perfect
- I have weakened
- you have weakened
- he/she/it has weakened
- we have weakened
- you have weakened
- they have weakened
Voltooid verleden tijd
- ik had gebagatelliseerd
- jij had gebagatelliseerd
- hij/zij/het had gebagatelliseerd
- wij hadden gebagatelliseerd
- jullie hadden gebagatelliseerd
- zij hadden gebagatelliseerd
Past perfect
- I had weakened
- you had weakened
- he/she/it had weakened
- we had weakened
- you had weakened
- they had weakened
Toekomende tijd I
- ik zal bagatelliseren
- jij zult bagatelliseren
- hij/zij/het zal bagatelliseren
- wij zullen bagatelliseren
- jullie zullen bagatelliseren
- zij zullen bagatelliseren
Future
- I will weaken
- you will weaken
- he/she/it will weaken
- we will weaken
- you will weaken
- they will weaken
Toekomende tijd II
- ik zal gebagatelliseerd hebben
- jij zult gebagatelliseerd hebben
- hij/zij/het zal gebagatelliseerd hebben
- wij zullen gebagatelliseerd hebben
- jullie zullen gebagatelliseerd hebben
- zij zullen gebagatelliseerd hebben
Future perfect
- I will have weakened
- you will have weakened
- he/she/it will have weakened
- we will have weakened
- you will have weakened
- they will have weakened
Conditionalis I
- ik zou bagatelliseren
- jij zou bagatelliseren
- hij/zij/het zou bagatelliseren
- wij zouden bagatelliseren
- jullie zouden bagatelliseren
- zij zouden bagatelliseren
Conditional present
- I would weaken
- you would weaken
- he/she/it would weaken
- we would weaken
- you would weaken
- they would weaken
Conditionalis II
- ik zou hebben gebagatelliseerd
- jij zou hebben gebagatelliseerd
- hij/zij/het zou hebben gebagatelliseerd
- wij zouden hebben gebagatelliseerd
- jullie zouden hebben gebagatelliseerd
- zij zouden hebben gebagatelliseerd
Conditional perfect
- I would have weakened
- you would have weakened
- he/she/it would have weakened
- we would have weakened
- you would have weakened
- they would have weakened
Imperatief
- jij bagatelliseer
- jullie bagatelliseert
Imperative
- you weaken
- you weaken