Vervoeging van behoren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik behoor
- jij behoort
- hij/zij/het behoort
- wij behoren
- jullie behoren
- zij behoren
Present
- I belong
- you belong
- he/she/it belongs
- we belong
- you belong
- they belong
Onvoltooid verleden tijd
- ik behoorde
- jij behoorde
- hij/zij/het behoorde
- wij behoorden
- jullie behoorden
- zij behoorden
Simple past
- I belonged
- you belonged
- he/she/it belonged
- we belonged
- you belonged
- they belonged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb behoord
- jij hebt behoord
- hij/zij/het heeft behoord
- wij hebben behoord
- jullie hebben behoord
- zij hebben behoord
Present perfect
- I have belonged
- you have belonged
- he/she/it has belonged
- we have belonged
- you have belonged
- they have belonged
Voltooid verleden tijd
- ik had behoord
- jij had behoord
- hij/zij/het had behoord
- wij hadden behoord
- jullie hadden behoord
- zij hadden behoord
Past perfect
- I had belonged
- you had belonged
- he/she/it had belonged
- we had belonged
- you had belonged
- they had belonged
Toekomende tijd I
- ik zal behoren
- jij zult behoren
- hij/zij/het zal behoren
- wij zullen behoren
- jullie zullen behoren
- zij zullen behoren
Future
- I will belong
- you will belong
- he/she/it will belong
- we will belong
- you will belong
- they will belong
Toekomende tijd II
- ik zal behoord hebben
- jij zult behoord hebben
- hij/zij/het zal behoord hebben
- wij zullen behoord hebben
- jullie zullen behoord hebben
- zij zullen behoord hebben
Future perfect
- I will have belonged
- you will have belonged
- he/she/it will have belonged
- we will have belonged
- you will have belonged
- they will have belonged
Conditionalis I
- ik zou behoren
- jij zou behoren
- hij/zij/het zou behoren
- wij zouden behoren
- jullie zouden behoren
- zij zouden behoren
Conditional present
- I would belong
- you would belong
- he/she/it would belong
- we would belong
- you would belong
- they would belong
Conditionalis II
- ik zou hebben behoord
- jij zou hebben behoord
- hij/zij/het zou hebben behoord
- wij zouden hebben behoord
- jullie zouden hebben behoord
- zij zouden hebben behoord
Conditional perfect
- I would have belonged
- you would have belonged
- he/she/it would have belonged
- we would have belonged
- you would have belonged
- they would have belonged
Imperatief
- jij behoor
- jullie behoort
Imperative
- you belong
- you belong