Vervoeging van bekloppen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beklop
  • jij beklopt
  • hij/zij/het beklopt
  • wij bekloppen
  • jullie bekloppen
  • zij bekloppen

Present

  • I knock
  • you knock
  • he/she/it knocks
  • we knock
  • you knock
  • they knock

Onvoltooid verleden tijd

  • ik beklopte
  • jij beklopte
  • hij/zij/het beklopte
  • wij beklopten
  • jullie beklopten
  • zij beklopten

Simple past

  • I knocked
  • you knocked
  • he/she/it knocked
  • we knocked
  • you knocked
  • they knocked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb beklopt
  • jij hebt beklopt
  • hij/zij/het heeft beklopt
  • wij hebben beklopt
  • jullie hebben beklopt
  • zij hebben beklopt

Present perfect

  • I have knocked
  • you have knocked
  • he/she/it has knocked
  • we have knocked
  • you have knocked
  • they have knocked

Voltooid verleden tijd

  • ik had beklopt
  • jij had beklopt
  • hij/zij/het had beklopt
  • wij hadden beklopt
  • jullie hadden beklopt
  • zij hadden beklopt

Past perfect

  • I had knocked
  • you had knocked
  • he/she/it had knocked
  • we had knocked
  • you had knocked
  • they had knocked

Toekomende tijd I

  • ik zal bekloppen
  • jij zult bekloppen
  • hij/zij/het zal bekloppen
  • wij zullen bekloppen
  • jullie zullen bekloppen
  • zij zullen bekloppen

Future

  • I will knock
  • you will knock
  • he/she/it will knock
  • we will knock
  • you will knock
  • they will knock

Toekomende tijd II

  • ik zal beklopt hebben
  • jij zult beklopt hebben
  • hij/zij/het zal beklopt hebben
  • wij zullen beklopt hebben
  • jullie zullen beklopt hebben
  • zij zullen beklopt hebben

Future perfect

  • I will have knocked
  • you will have knocked
  • he/she/it will have knocked
  • we will have knocked
  • you will have knocked
  • they will have knocked

Conditionalis I

  • ik zou bekloppen
  • jij zou bekloppen
  • hij/zij/het zou bekloppen
  • wij zouden bekloppen
  • jullie zouden bekloppen
  • zij zouden bekloppen

Conditional present

  • I would knock
  • you would knock
  • he/she/it would knock
  • we would knock
  • you would knock
  • they would knock

Conditionalis II

  • ik zou hebben beklopt
  • jij zou hebben beklopt
  • hij/zij/het zou hebben beklopt
  • wij zouden hebben beklopt
  • jullie zouden hebben beklopt
  • zij zouden hebben beklopt

Conditional perfect

  • I would have knocked
  • you would have knocked
  • he/she/it would have knocked
  • we would have knocked
  • you would have knocked
  • they would have knocked

Imperatief

  • jij beklop
  • jullie beklopt

Imperative

  • you knock
  • you knock

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bekloppen