Vervoeging van bekogelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bekogel
  • jij bekogelt
  • hij/zij/het bekogelt
  • wij bekogelen
  • jullie bekogelen
  • zij bekogelen

Present

  • I bombard
  • you bombard
  • he/she/it bombards
  • we bombard
  • you bombard
  • they bombard

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bekogelde
  • jij bekogelde
  • hij/zij/het bekogelde
  • wij bekogelden
  • jullie bekogelden
  • zij bekogelden

Simple past

  • I bombarded
  • you bombarded
  • he/she/it bombarded
  • we bombarded
  • you bombarded
  • they bombarded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bekogeld
  • jij hebt bekogeld
  • hij/zij/het heeft bekogeld
  • wij hebben bekogeld
  • jullie hebben bekogeld
  • zij hebben bekogeld

Present perfect

  • I have bombarded
  • you have bombarded
  • he/she/it has bombarded
  • we have bombarded
  • you have bombarded
  • they have bombarded

Voltooid verleden tijd

  • ik had bekogeld
  • jij had bekogeld
  • hij/zij/het had bekogeld
  • wij hadden bekogeld
  • jullie hadden bekogeld
  • zij hadden bekogeld

Past perfect

  • I had bombarded
  • you had bombarded
  • he/she/it had bombarded
  • we had bombarded
  • you had bombarded
  • they had bombarded

Toekomende tijd I

  • ik zal bekogelen
  • jij zult bekogelen
  • hij/zij/het zal bekogelen
  • wij zullen bekogelen
  • jullie zullen bekogelen
  • zij zullen bekogelen

Future

  • I will bombard
  • you will bombard
  • he/she/it will bombard
  • we will bombard
  • you will bombard
  • they will bombard

Toekomende tijd II

  • ik zal bekogeld hebben
  • jij zult bekogeld hebben
  • hij/zij/het zal bekogeld hebben
  • wij zullen bekogeld hebben
  • jullie zullen bekogeld hebben
  • zij zullen bekogeld hebben

Future perfect

  • I will have bombarded
  • you will have bombarded
  • he/she/it will have bombarded
  • we will have bombarded
  • you will have bombarded
  • they will have bombarded

Conditionalis I

  • ik zou bekogelen
  • jij zou bekogelen
  • hij/zij/het zou bekogelen
  • wij zouden bekogelen
  • jullie zouden bekogelen
  • zij zouden bekogelen

Conditional present

  • I would bombard
  • you would bombard
  • he/she/it would bombard
  • we would bombard
  • you would bombard
  • they would bombard

Conditionalis II

  • ik zou hebben bekogeld
  • jij zou hebben bekogeld
  • hij/zij/het zou hebben bekogeld
  • wij zouden hebben bekogeld
  • jullie zouden hebben bekogeld
  • zij zouden hebben bekogeld

Conditional perfect

  • I would have bombarded
  • you would have bombarded
  • he/she/it would have bombarded
  • we would have bombarded
  • you would have bombarded
  • they would have bombarded

Imperatief

  • jij bekogel
  • jullie bekogelt

Imperative

  • you bombard
  • you bombard

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bekogelen