Vervoeging van bemannen

Vertaling: to man

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beman
  • jij bemant
  • hij/zij/het bemant
  • wij bemannen
  • jullie bemannen
  • zij bemannen

Present

  • I man
  • you man
  • he/she/it mans
  • we man
  • you man
  • they man

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bemande
  • jij bemande
  • hij/zij/het bemande
  • wij bemanden
  • jullie bemanden
  • zij bemanden

Simple past

  • I manned
  • you manned
  • he/she/it manned
  • we manned
  • you manned
  • they manned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bemand
  • jij hebt bemand
  • hij/zij/het heeft bemand
  • wij hebben bemand
  • jullie hebben bemand
  • zij hebben bemand

Present perfect

  • I have manned
  • you have manned
  • he/she/it has manned
  • we have manned
  • you have manned
  • they have manned

Voltooid verleden tijd

  • ik had bemand
  • jij had bemand
  • hij/zij/het had bemand
  • wij hadden bemand
  • jullie hadden bemand
  • zij hadden bemand

Past perfect

  • I had manned
  • you had manned
  • he/she/it had manned
  • we had manned
  • you had manned
  • they had manned

Toekomende tijd I

  • ik zal bemannen
  • jij zult bemannen
  • hij/zij/het zal bemannen
  • wij zullen bemannen
  • jullie zullen bemannen
  • zij zullen bemannen

Future

  • I will man
  • you will man
  • he/she/it will man
  • we will man
  • you will man
  • they will man

Toekomende tijd II

  • ik zal bemand hebben
  • jij zult bemand hebben
  • hij/zij/het zal bemand hebben
  • wij zullen bemand hebben
  • jullie zullen bemand hebben
  • zij zullen bemand hebben

Future perfect

  • I will have manned
  • you will have manned
  • he/she/it will have manned
  • we will have manned
  • you will have manned
  • they will have manned

Conditionalis I

  • ik zou bemannen
  • jij zou bemannen
  • hij/zij/het zou bemannen
  • wij zouden bemannen
  • jullie zouden bemannen
  • zij zouden bemannen

Conditional present

  • I would man
  • you would man
  • he/she/it would man
  • we would man
  • you would man
  • they would man

Conditionalis II

  • ik zou hebben bemand
  • jij zou hebben bemand
  • hij/zij/het zou hebben bemand
  • wij zouden hebben bemand
  • jullie zouden hebben bemand
  • zij zouden hebben bemand

Conditional perfect

  • I would have manned
  • you would have manned
  • he/she/it would have manned
  • we would have manned
  • you would have manned
  • they would have manned

Imperatief

  • jij beman
  • jullie bemant

Imperative

  • you man
  • you man