Vervoeging van bepoederen
Onbepaalde wijs (infinitief): bepoederen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bepoeder
- jij bepoedert
- hij/zij/het bepoedert
- wij bepoederen
- jullie bepoederen
- zij bepoederen
Present
- I powder
- you powder
- he/she/it powders
- we powder
- you powder
- they powder
Onvoltooid verleden tijd
- ik bepoederde
- jij bepoederde
- hij/zij/het bepoederde
- wij bepoederden
- jullie bepoederden
- zij bepoederden
Simple past
- I powdered
- you powdered
- he/she/it powdered
- we powdered
- you powdered
- they powdered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bepoederd
- jij hebt bepoederd
- hij/zij/het heeft bepoederd
- wij hebben bepoederd
- jullie hebben bepoederd
- zij hebben bepoederd
Present perfect
- I have powdered
- you have powdered
- he/she/it has powdered
- we have powdered
- you have powdered
- they have powdered
Voltooid verleden tijd
- ik had bepoederd
- jij had bepoederd
- hij/zij/het had bepoederd
- wij hadden bepoederd
- jullie hadden bepoederd
- zij hadden bepoederd
Past perfect
- I had powdered
- you had powdered
- he/she/it had powdered
- we had powdered
- you had powdered
- they had powdered
Toekomende tijd I
- ik zal bepoederen
- jij zult bepoederen
- hij/zij/het zal bepoederen
- wij zullen bepoederen
- jullie zullen bepoederen
- zij zullen bepoederen
Future
- I will powder
- you will powder
- he/she/it will powder
- we will powder
- you will powder
- they will powder
Toekomende tijd II
- ik zal bepoederd hebben
- jij zult bepoederd hebben
- hij/zij/het zal bepoederd hebben
- wij zullen bepoederd hebben
- jullie zullen bepoederd hebben
- zij zullen bepoederd hebben
Future perfect
- I will have powdered
- you will have powdered
- he/she/it will have powdered
- we will have powdered
- you will have powdered
- they will have powdered
Conditionalis I
- ik zou bepoederen
- jij zou bepoederen
- hij/zij/het zou bepoederen
- wij zouden bepoederen
- jullie zouden bepoederen
- zij zouden bepoederen
Conditional present
- I would powder
- you would powder
- he/she/it would powder
- we would powder
- you would powder
- they would powder
Conditionalis II
- ik zou hebben bepoederd
- jij zou hebben bepoederd
- hij/zij/het zou hebben bepoederd
- wij zouden hebben bepoederd
- jullie zouden hebben bepoederd
- zij zouden hebben bepoederd
Conditional perfect
- I would have powdered
- you would have powdered
- he/she/it would have powdered
- we would have powdered
- you would have powdered
- they would have powdered
Imperatief
- jij bepoeder
- jullie bepoedert
Imperative
- you powder
- you powder