Vervoeging van beschimmelen

Onbepaalde wijs (infinitief): beschimmelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het beschimmelt
  • zij beschimmelen

Present

  • he/she/it mildews
  • they mildew

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het beschimmelde
  • zij beschimmelden

Simple past

  • he/she/it mildewed
  • they mildewed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is beschimmeld
  • zij zijn beschimmeld

Present perfect

  • he/she/it has mildewed
  • they have mildewed

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was beschimmeld
  • zij waren beschimmeld

Past perfect

  • he/she/it had mildewed
  • they had mildewed

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal beschimmelen
  • zij zult beschimmelen

Future

  • he/she/it will mildew
  • they will mildew

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal beschimmeld zijn
  • zij zult beschimmeld zijn

Future perfect

  • he/she/it will have mildewed
  • they will have mildewed

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal beschimmelen
  • zij zullen beschimmelen

Conditional present

  • he/she/it would mildew
  • they would mildew

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn beschimmeld
  • zij zullen zijn beschimmeld

Conditional perfect

  • he/she/it would have mildewed
  • they would have mildewed

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van beschimmelen