Vervoeging van bestormen
Onbepaalde wijs (infinitief): bestormen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bestorm
- jij bestormt
- hij/zij/het bestormt
- wij bestormen
- jullie bestormen
- zij bestormen
Present
- I assault
- you assault
- he/she/it assaults
- we assault
- you assault
- they assault
Onvoltooid verleden tijd
- ik bestormde
- jij bestormde
- hij/zij/het bestormde
- wij bestormden
- jullie bestormden
- zij bestormden
Simple past
- I assaulted
- you assaulted
- he/she/it assaulted
- we assaulted
- you assaulted
- they assaulted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bestormd
- jij hebt bestormd
- hij/zij/het heeft bestormd
- wij hebben bestormd
- jullie hebben bestormd
- zij hebben bestormd
Present perfect
- I have assaulted
- you have assaulted
- he/she/it has assaulted
- we have assaulted
- you have assaulted
- they have assaulted
Voltooid verleden tijd
- ik had bestormd
- jij had bestormd
- hij/zij/het had bestormd
- wij hadden bestormd
- jullie hadden bestormd
- zij hadden bestormd
Past perfect
- I had assaulted
- you had assaulted
- he/she/it had assaulted
- we had assaulted
- you had assaulted
- they had assaulted
Toekomende tijd I
- ik zal bestormen
- jij zult bestormen
- hij/zij/het zal bestormen
- wij zullen bestormen
- jullie zullen bestormen
- zij zullen bestormen
Future
- I will assault
- you will assault
- he/she/it will assault
- we will assault
- you will assault
- they will assault
Toekomende tijd II
- ik zal bestormd hebben
- jij zult bestormd hebben
- hij/zij/het zal bestormd hebben
- wij zullen bestormd hebben
- jullie zullen bestormd hebben
- zij zullen bestormd hebben
Future perfect
- I will have assaulted
- you will have assaulted
- he/she/it will have assaulted
- we will have assaulted
- you will have assaulted
- they will have assaulted
Conditionalis I
- ik zou bestormen
- jij zou bestormen
- hij/zij/het zou bestormen
- wij zouden bestormen
- jullie zouden bestormen
- zij zouden bestormen
Conditional present
- I would assault
- you would assault
- he/she/it would assault
- we would assault
- you would assault
- they would assault
Conditionalis II
- ik zou hebben bestormd
- jij zou hebben bestormd
- hij/zij/het zou hebben bestormd
- wij zouden hebben bestormd
- jullie zouden hebben bestormd
- zij zouden hebben bestormd
Conditional perfect
- I would have assaulted
- you would have assaulted
- he/she/it would have assaulted
- we would have assaulted
- you would have assaulted
- they would have assaulted
Imperatief
- jij bestorm
- jullie bestormt
Imperative
- you assault
- you assault