Vervoeging van blinderen
Onbepaalde wijs (infinitief): blinderen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik blindeer
- jij blindeert
- hij/zij/het blindeert
- wij blinderen
- jullie blinderen
- zij blinderen
Present
- I face
- you face
- he/she/it faces
- we face
- you face
- they face
Onvoltooid verleden tijd
- ik blindeerde
- jij blindeerde
- hij/zij/het blindeerde
- wij blindeerden
- jullie blindeerden
- zij blindeerden
Simple past
- I faced
- you faced
- he/she/it faced
- we faced
- you faced
- they faced
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geblindeerd
- jij hebt geblindeerd
- hij/zij/het heeft geblindeerd
- wij hebben geblindeerd
- jullie hebben geblindeerd
- zij hebben geblindeerd
Present perfect
- I have faced
- you have faced
- he/she/it has faced
- we have faced
- you have faced
- they have faced
Voltooid verleden tijd
- ik had geblindeerd
- jij had geblindeerd
- hij/zij/het had geblindeerd
- wij hadden geblindeerd
- jullie hadden geblindeerd
- zij hadden geblindeerd
Past perfect
- I had faced
- you had faced
- he/she/it had faced
- we had faced
- you had faced
- they had faced
Toekomende tijd I
- ik zal blinderen
- jij zult blinderen
- hij/zij/het zal blinderen
- wij zullen blinderen
- jullie zullen blinderen
- zij zullen blinderen
Future
- I will face
- you will face
- he/she/it will face
- we will face
- you will face
- they will face
Toekomende tijd II
- ik zal geblindeerd hebben
- jij zult geblindeerd hebben
- hij/zij/het zal geblindeerd hebben
- wij zullen geblindeerd hebben
- jullie zullen geblindeerd hebben
- zij zullen geblindeerd hebben
Future perfect
- I will have faced
- you will have faced
- he/she/it will have faced
- we will have faced
- you will have faced
- they will have faced
Conditionalis I
- ik zou blinderen
- jij zou blinderen
- hij/zij/het zou blinderen
- wij zouden blinderen
- jullie zouden blinderen
- zij zouden blinderen
Conditional present
- I would face
- you would face
- he/she/it would face
- we would face
- you would face
- they would face
Conditionalis II
- ik zou hebben geblindeerd
- jij zou hebben geblindeerd
- hij/zij/het zou hebben geblindeerd
- wij zouden hebben geblindeerd
- jullie zouden hebben geblindeerd
- zij zouden hebben geblindeerd
Conditional perfect
- I would have faced
- you would have faced
- he/she/it would have faced
- we would have faced
- you would have faced
- they would have faced
Imperatief
- jij blindeer
- jullie blindeert
Imperative
- you face
- you face