Vervoeging van chanteren
Onbepaalde wijs (infinitief): chanteren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik chanteer
- jij chanteert
- hij/zij/het chanteert
- wij chanteren
- jullie chanteren
- zij chanteren
Present
- I blackmail
- you blackmail
- he/she/it blackmails
- we blackmail
- you blackmail
- they blackmail
Onvoltooid verleden tijd
- ik chanteerde
- jij chanteerde
- hij/zij/het chanteerde
- wij chanteerden
- jullie chanteerden
- zij chanteerden
Simple past
- I blackmailed
- you blackmailed
- he/she/it blackmailed
- we blackmailed
- you blackmailed
- they blackmailed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gechanteerd
- jij hebt gechanteerd
- hij/zij/het heeft gechanteerd
- wij hebben gechanteerd
- jullie hebben gechanteerd
- zij hebben gechanteerd
Present perfect
- I have blackmailed
- you have blackmailed
- he/she/it has blackmailed
- we have blackmailed
- you have blackmailed
- they have blackmailed
Voltooid verleden tijd
- ik had gechanteerd
- jij had gechanteerd
- hij/zij/het had gechanteerd
- wij hadden gechanteerd
- jullie hadden gechanteerd
- zij hadden gechanteerd
Past perfect
- I had blackmailed
- you had blackmailed
- he/she/it had blackmailed
- we had blackmailed
- you had blackmailed
- they had blackmailed
Toekomende tijd I
- ik zal chanteren
- jij zult chanteren
- hij/zij/het zal chanteren
- wij zullen chanteren
- jullie zullen chanteren
- zij zullen chanteren
Future
- I will blackmail
- you will blackmail
- he/she/it will blackmail
- we will blackmail
- you will blackmail
- they will blackmail
Toekomende tijd II
- ik zal gechanteerd hebben
- jij zult gechanteerd hebben
- hij/zij/het zal gechanteerd hebben
- wij zullen gechanteerd hebben
- jullie zullen gechanteerd hebben
- zij zullen gechanteerd hebben
Future perfect
- I will have blackmailed
- you will have blackmailed
- he/she/it will have blackmailed
- we will have blackmailed
- you will have blackmailed
- they will have blackmailed
Conditionalis I
- ik zou chanteren
- jij zou chanteren
- hij/zij/het zou chanteren
- wij zouden chanteren
- jullie zouden chanteren
- zij zouden chanteren
Conditional present
- I would blackmail
- you would blackmail
- he/she/it would blackmail
- we would blackmail
- you would blackmail
- they would blackmail
Conditionalis II
- ik zou hebben gechanteerd
- jij zou hebben gechanteerd
- hij/zij/het zou hebben gechanteerd
- wij zouden hebben gechanteerd
- jullie zouden hebben gechanteerd
- zij zouden hebben gechanteerd
Conditional perfect
- I would have blackmailed
- you would have blackmailed
- he/she/it would have blackmailed
- we would have blackmailed
- you would have blackmailed
- they would have blackmailed
Imperatief
- jij chanteer
- jullie chanteert
Imperative
- you blackmail
- you blackmail