Vervoeging van damasceren

Onbepaalde wijs (infinitief): damasceren

Vertaling: to inlay

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik damasceer
  • jij damasceert
  • hij/zij/het damasceert
  • wij damasceren
  • jullie damasceren
  • zij damasceren

Present

  • I inlay
  • you inlay
  • he/she/it inlays
  • we inlay
  • you inlay
  • they inlay

Onvoltooid verleden tijd

  • ik damasceerde
  • jij damasceerde
  • hij/zij/het damasceerde
  • wij damasceerden
  • jullie damasceerden
  • zij damasceerden

Simple past

  • I inlaid
  • you inlaid
  • he/she/it inlaid
  • we inlaid
  • you inlaid
  • they inlaid

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedamasceerd
  • jij hebt gedamasceerd
  • hij/zij/het heeft gedamasceerd
  • wij hebben gedamasceerd
  • jullie hebben gedamasceerd
  • zij hebben gedamasceerd

Present perfect

  • I have inlaid
  • you have inlaid
  • he/she/it has inlaid
  • we have inlaid
  • you have inlaid
  • they have inlaid

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedamasceerd
  • jij had gedamasceerd
  • hij/zij/het had gedamasceerd
  • wij hadden gedamasceerd
  • jullie hadden gedamasceerd
  • zij hadden gedamasceerd

Past perfect

  • I had inlaid
  • you had inlaid
  • he/she/it had inlaid
  • we had inlaid
  • you had inlaid
  • they had inlaid

Toekomende tijd I

  • ik zal damasceren
  • jij zult damasceren
  • hij/zij/het zal damasceren
  • wij zullen damasceren
  • jullie zullen damasceren
  • zij zullen damasceren

Future

  • I will inlay
  • you will inlay
  • he/she/it will inlay
  • we will inlay
  • you will inlay
  • they will inlay

Toekomende tijd II

  • ik zal gedamasceerd hebben
  • jij zult gedamasceerd hebben
  • hij/zij/het zal gedamasceerd hebben
  • wij zullen gedamasceerd hebben
  • jullie zullen gedamasceerd hebben
  • zij zullen gedamasceerd hebben

Future perfect

  • I will have inlaid
  • you will have inlaid
  • he/she/it will have inlaid
  • we will have inlaid
  • you will have inlaid
  • they will have inlaid

Conditionalis I

  • ik zou damasceren
  • jij zou damasceren
  • hij/zij/het zou damasceren
  • wij zouden damasceren
  • jullie zouden damasceren
  • zij zouden damasceren

Conditional present

  • I would inlay
  • you would inlay
  • he/she/it would inlay
  • we would inlay
  • you would inlay
  • they would inlay

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedamasceerd
  • jij zou hebben gedamasceerd
  • hij/zij/het zou hebben gedamasceerd
  • wij zouden hebben gedamasceerd
  • jullie zouden hebben gedamasceerd
  • zij zouden hebben gedamasceerd

Conditional perfect

  • I would have inlaid
  • you would have inlaid
  • he/she/it would have inlaid
  • we would have inlaid
  • you would have inlaid
  • they would have inlaid

Imperatief

  • jij damasceer
  • jullie damasceert

Imperative

  • you inlay
  • you inlay