Vervoeging van defileren
Onbepaalde wijs (infinitief): defileren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik defileer
- jij defileert
- hij/zij/het defileert
- wij defileren
- jullie defileren
- zij defileren
Present
- I glory
- you glory
- he/she/it glories
- we glory
- you glory
- they glory
Onvoltooid verleden tijd
- ik defileerde
- jij defileerde
- hij/zij/het defileerde
- wij defileerden
- jullie defileerden
- zij defileerden
Simple past
- I gloried
- you gloried
- he/she/it gloried
- we gloried
- you gloried
- they gloried
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedefileerd
- jij hebt gedefileerd
- hij/zij/het heeft gedefileerd
- wij hebben gedefileerd
- jullie hebben gedefileerd
- zij hebben gedefileerd
Present perfect
- I have gloried
- you have gloried
- he/she/it has gloried
- we have gloried
- you have gloried
- they have gloried
Voltooid verleden tijd
- ik had gedefileerd
- jij had gedefileerd
- hij/zij/het had gedefileerd
- wij hadden gedefileerd
- jullie hadden gedefileerd
- zij hadden gedefileerd
Past perfect
- I had gloried
- you had gloried
- he/she/it had gloried
- we had gloried
- you had gloried
- they had gloried
Toekomende tijd I
- ik zal defileren
- jij zult defileren
- hij/zij/het zal defileren
- wij zullen defileren
- jullie zullen defileren
- zij zullen defileren
Future
- I will glory
- you will glory
- he/she/it will glory
- we will glory
- you will glory
- they will glory
Toekomende tijd II
- ik zal gedefileerd hebben
- jij zult gedefileerd hebben
- hij/zij/het zal gedefileerd hebben
- wij zullen gedefileerd hebben
- jullie zullen gedefileerd hebben
- zij zullen gedefileerd hebben
Future perfect
- I will have gloried
- you will have gloried
- he/she/it will have gloried
- we will have gloried
- you will have gloried
- they will have gloried
Conditionalis I
- ik zou defileren
- jij zou defileren
- hij/zij/het zou defileren
- wij zouden defileren
- jullie zouden defileren
- zij zouden defileren
Conditional present
- I would glory
- you would glory
- he/she/it would glory
- we would glory
- you would glory
- they would glory
Conditionalis II
- ik zou hebben gedefileerd
- jij zou hebben gedefileerd
- hij/zij/het zou hebben gedefileerd
- wij zouden hebben gedefileerd
- jullie zouden hebben gedefileerd
- zij zouden hebben gedefileerd
Conditional perfect
- I would have gloried
- you would have gloried
- he/she/it would have gloried
- we would have gloried
- you would have gloried
- they would have gloried
Imperatief
- jij defileer
- jullie defileert
Imperative
- you glory
- you glory