Vervoeging van dichten

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik dicht
  • jij dicht
  • hij/zij/het dicht
  • wij dichten
  • jullie dichten
  • zij dichten

Present

  • I close
  • you close
  • he/she/it closes
  • we close
  • you close
  • they close

Onvoltooid verleden tijd

  • ik dichtte
  • jij dichtte
  • hij/zij/het dichtte
  • wij dichtten
  • jullie dichtten
  • zij dichtten

Simple past

  • I closed
  • you closed
  • he/she/it closed
  • we closed
  • you closed
  • they closed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedicht
  • jij hebt gedicht
  • hij/zij/het heeft gedicht
  • wij hebben gedicht
  • jullie hebben gedicht
  • zij hebben gedicht

Present perfect

  • I have closed
  • you have closed
  • he/she/it has closed
  • we have closed
  • you have closed
  • they have closed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedicht
  • jij had gedicht
  • hij/zij/het had gedicht
  • wij hadden gedicht
  • jullie hadden gedicht
  • zij hadden gedicht

Past perfect

  • I had closed
  • you had closed
  • he/she/it had closed
  • we had closed
  • you had closed
  • they had closed

Toekomende tijd I

  • ik zal dichten
  • jij zult dichten
  • hij/zij/het zal dichten
  • wij zullen dichten
  • jullie zullen dichten
  • zij zullen dichten

Future

  • I will close
  • you will close
  • he/she/it will close
  • we will close
  • you will close
  • they will close

Toekomende tijd II

  • ik zal gedicht hebben
  • jij zult gedicht hebben
  • hij/zij/het zal gedicht hebben
  • wij zullen gedicht hebben
  • jullie zullen gedicht hebben
  • zij zullen gedicht hebben

Future perfect

  • I will have closed
  • you will have closed
  • he/she/it will have closed
  • we will have closed
  • you will have closed
  • they will have closed

Conditionalis I

  • ik zou dichten
  • jij zou dichten
  • hij/zij/het zou dichten
  • wij zouden dichten
  • jullie zouden dichten
  • zij zouden dichten

Conditional present

  • I would close
  • you would close
  • he/she/it would close
  • we would close
  • you would close
  • they would close

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedicht
  • jij zou hebben gedicht
  • hij/zij/het zou hebben gedicht
  • wij zouden hebben gedicht
  • jullie zouden hebben gedicht
  • zij zouden hebben gedicht

Conditional perfect

  • I would have closed
  • you would have closed
  • he/she/it would have closed
  • we would have closed
  • you would have closed
  • they would have closed

Imperatief

  • jij dicht
  • jullie dicht

Imperative

  • you close
  • you close

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van dichten