Vervoeging van doodgooien
Onbepaalde wijs (infinitief): doodgooien
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gooi dood
- jij gooit dood
- hij/zij/het gooit dood
- wij gooien dood
- jullie gooien dood
- zij gooien dood
Present
- I deluge
- you deluge
- he/she/it deluges
- we deluge
- you deluge
- they deluge
Onvoltooid verleden tijd
- ik gooide dood
- jij gooide dood
- hij/zij/het gooide dood
- wij gooiden dood
- jullie gooiden dood
- zij gooiden dood
Simple past
- I deluged
- you deluged
- he/she/it deluged
- we deluged
- you deluged
- they deluged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb doodgegooid
- jij hebt doodgegooid
- hij/zij/het heeft doodgegooid
- wij hebben doodgegooid
- jullie hebben doodgegooid
- zij hebben doodgegooid
Present perfect
- I have deluged
- you have deluged
- he/she/it has deluged
- we have deluged
- you have deluged
- they have deluged
Voltooid verleden tijd
- ik had doodgegooid
- jij had doodgegooid
- hij/zij/het had doodgegooid
- wij hadden doodgegooid
- jullie hadden doodgegooid
- zij hadden doodgegooid
Past perfect
- I had deluged
- you had deluged
- he/she/it had deluged
- we had deluged
- you had deluged
- they had deluged
Toekomende tijd I
- ik zal doodgooien
- jij zult doodgooien
- hij/zij/het zal doodgooien
- wij zullen doodgooien
- jullie zullen doodgooien
- zij zullen doodgooien
Future
- I will deluge
- you will deluge
- he/she/it will deluge
- we will deluge
- you will deluge
- they will deluge
Toekomende tijd II
- ik zal doodgegooid hebben
- jij zult doodgegooid hebben
- hij/zij/het zal doodgegooid hebben
- wij zullen doodgegooid hebben
- jullie zullen doodgegooid hebben
- zij zullen doodgegooid hebben
Future perfect
- I will have deluged
- you will have deluged
- he/she/it will have deluged
- we will have deluged
- you will have deluged
- they will have deluged
Conditionalis I
- ik zou doodgooien
- jij zou doodgooien
- hij/zij/het zou doodgooien
- wij zouden doodgooien
- jullie zouden doodgooien
- zij zouden doodgooien
Conditional present
- I would deluge
- you would deluge
- he/she/it would deluge
- we would deluge
- you would deluge
- they would deluge
Conditionalis II
- ik zou hebben doodgegooid
- jij zou hebben doodgegooid
- hij/zij/het zou hebben doodgegooid
- wij zouden hebben doodgegooid
- jullie zouden hebben doodgegooid
- zij zouden hebben doodgegooid
Conditional perfect
- I would have deluged
- you would have deluged
- he/she/it would have deluged
- we would have deluged
- you would have deluged
- they would have deluged
Imperatief
- jij gooi dood
- jullie gooit dood
Imperative
- you deluge
- you deluge