Vervoeging van dopen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik doop
  • jij doopt
  • hij/zij/het doopt
  • wij dopen
  • jullie dopen
  • zij dopen

Present

  • I baptize
  • you baptize
  • he/she/it baptizes
  • we baptize
  • you baptize
  • they baptize

Onvoltooid verleden tijd

  • ik doopte
  • jij doopte
  • hij/zij/het doopte
  • wij doopten
  • jullie doopten
  • zij doopten

Simple past

  • I baptized
  • you baptized
  • he/she/it baptized
  • we baptized
  • you baptized
  • they baptized

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedoopt
  • jij hebt gedoopt
  • hij/zij/het heeft gedoopt
  • wij hebben gedoopt
  • jullie hebben gedoopt
  • zij hebben gedoopt

Present perfect

  • I have baptized
  • you have baptized
  • he/she/it has baptized
  • we have baptized
  • you have baptized
  • they have baptized

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedoopt
  • jij had gedoopt
  • hij/zij/het had gedoopt
  • wij hadden gedoopt
  • jullie hadden gedoopt
  • zij hadden gedoopt

Past perfect

  • I had baptized
  • you had baptized
  • he/she/it had baptized
  • we had baptized
  • you had baptized
  • they had baptized

Toekomende tijd I

  • ik zal dopen
  • jij zult dopen
  • hij/zij/het zal dopen
  • wij zullen dopen
  • jullie zullen dopen
  • zij zullen dopen

Future

  • I will baptize
  • you will baptize
  • he/she/it will baptize
  • we will baptize
  • you will baptize
  • they will baptize

Toekomende tijd II

  • ik zal gedoopt hebben
  • jij zult gedoopt hebben
  • hij/zij/het zal gedoopt hebben
  • wij zullen gedoopt hebben
  • jullie zullen gedoopt hebben
  • zij zullen gedoopt hebben

Future perfect

  • I will have baptized
  • you will have baptized
  • he/she/it will have baptized
  • we will have baptized
  • you will have baptized
  • they will have baptized

Conditionalis I

  • ik zou dopen
  • jij zou dopen
  • hij/zij/het zou dopen
  • wij zouden dopen
  • jullie zouden dopen
  • zij zouden dopen

Conditional present

  • I would baptize
  • you would baptize
  • he/she/it would baptize
  • we would baptize
  • you would baptize
  • they would baptize

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedoopt
  • jij zou hebben gedoopt
  • hij/zij/het zou hebben gedoopt
  • wij zouden hebben gedoopt
  • jullie zouden hebben gedoopt
  • zij zouden hebben gedoopt

Conditional perfect

  • I would have baptized
  • you would have baptized
  • he/she/it would have baptized
  • we would have baptized
  • you would have baptized
  • they would have baptized

Imperatief

  • jij doop
  • jullie doopt

Imperative

  • you baptize
  • you baptize

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van dopen