Vervoeging van douwen

Onbepaalde wijs (infinitief): douwen

vertaal alle vervoegingen
Vertaling: to push

2 alternatieve vertalingen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik douw
  • jij douwt
  • hij/zij/het douwt
  • wij douwen
  • jullie douwen
  • zij douwen

Present

  • I push
  • you push
  • he/she/it pushes
  • we push
  • you push
  • they push

Onvoltooid verleden tijd

  • ik douwde
  • jij douwde
  • hij/zij/het douwde
  • wij douwden
  • jullie douwden
  • zij douwden

Simple past

  • I pushed
  • you pushed
  • he/she/it pushed
  • we pushed
  • you pushed
  • they pushed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gedouwd
  • jij hebt gedouwd
  • hij/zij/het heeft gedouwd
  • wij hebben gedouwd
  • jullie hebben gedouwd
  • zij hebben gedouwd

Present perfect

  • I have pushed
  • you have pushed
  • he/she/it has pushed
  • we have pushed
  • you have pushed
  • they have pushed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gedouwd
  • jij had gedouwd
  • hij/zij/het had gedouwd
  • wij hadden gedouwd
  • jullie hadden gedouwd
  • zij hadden gedouwd

Past perfect

  • I had pushed
  • you had pushed
  • he/she/it had pushed
  • we had pushed
  • you had pushed
  • they had pushed

Toekomende tijd I

  • ik zal douwen
  • jij zult douwen
  • hij/zij/het zal douwen
  • wij zullen douwen
  • jullie zullen douwen
  • zij zullen douwen

Future

  • I will push
  • you will push
  • he/she/it will push
  • we will push
  • you will push
  • they will push

Toekomende tijd II

  • ik zal gedouwd hebben
  • jij zult gedouwd hebben
  • hij/zij/het zal gedouwd hebben
  • wij zullen gedouwd hebben
  • jullie zullen gedouwd hebben
  • zij zullen gedouwd hebben

Future perfect

  • I will have pushed
  • you will have pushed
  • he/she/it will have pushed
  • we will have pushed
  • you will have pushed
  • they will have pushed

Conditionalis I

  • ik zou douwen
  • jij zou douwen
  • hij/zij/het zou douwen
  • wij zouden douwen
  • jullie zouden douwen
  • zij zouden douwen

Conditional present

  • I would push
  • you would push
  • he/she/it would push
  • we would push
  • you would push
  • they would push

Conditionalis II

  • ik zou hebben gedouwd
  • jij zou hebben gedouwd
  • hij/zij/het zou hebben gedouwd
  • wij zouden hebben gedouwd
  • jullie zouden hebben gedouwd
  • zij zouden hebben gedouwd

Conditional perfect

  • I would have pushed
  • you would have pushed
  • he/she/it would have pushed
  • we would have pushed
  • you would have pushed
  • they would have pushed

Imperatief

  • jij douw
  • jullie douwt

Imperative

  • you push
  • you push