Vervoeging van emenderen
Onbepaalde wijs (infinitief): emenderen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik emendeer
- jij emendeert
- hij/zij/het emendeert
- wij emenderen
- jullie emenderen
- zij emenderen
Present
- I emend
- you emend
- he/she/it emends
- we emend
- you emend
- they emend
Onvoltooid verleden tijd
- ik emendeerde
- jij emendeerde
- hij/zij/het emendeerde
- wij emendeerden
- jullie emendeerden
- zij emendeerden
Simple past
- I emended
- you emended
- he/she/it emended
- we emended
- you emended
- they emended
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geëmendeerd
- jij hebt geëmendeerd
- hij/zij/het heeft geëmendeerd
- wij hebben geëmendeerd
- jullie hebben geëmendeerd
- zij hebben geëmendeerd
Present perfect
- I have emended
- you have emended
- he/she/it has emended
- we have emended
- you have emended
- they have emended
Voltooid verleden tijd
- ik had geëmendeerd
- jij had geëmendeerd
- hij/zij/het had geëmendeerd
- wij hadden geëmendeerd
- jullie hadden geëmendeerd
- zij hadden geëmendeerd
Past perfect
- I had emended
- you had emended
- he/she/it had emended
- we had emended
- you had emended
- they had emended
Toekomende tijd I
- ik zal emenderen
- jij zult emenderen
- hij/zij/het zal emenderen
- wij zullen emenderen
- jullie zullen emenderen
- zij zullen emenderen
Future
- I will emend
- you will emend
- he/she/it will emend
- we will emend
- you will emend
- they will emend
Toekomende tijd II
- ik zal geëmendeerd hebben
- jij zult geëmendeerd hebben
- hij/zij/het zal geëmendeerd hebben
- wij zullen geëmendeerd hebben
- jullie zullen geëmendeerd hebben
- zij zullen geëmendeerd hebben
Future perfect
- I will have emended
- you will have emended
- he/she/it will have emended
- we will have emended
- you will have emended
- they will have emended
Conditionalis I
- ik zou emenderen
- jij zou emenderen
- hij/zij/het zou emenderen
- wij zouden emenderen
- jullie zouden emenderen
- zij zouden emenderen
Conditional present
- I would emend
- you would emend
- he/she/it would emend
- we would emend
- you would emend
- they would emend
Conditionalis II
- ik zou hebben geëmendeerd
- jij zou hebben geëmendeerd
- hij/zij/het zou hebben geëmendeerd
- wij zouden hebben geëmendeerd
- jullie zouden hebben geëmendeerd
- zij zouden hebben geëmendeerd
Conditional perfect
- I would have emended
- you would have emended
- he/she/it would have emended
- we would have emended
- you would have emended
- they would have emended
Imperatief
- jij emendeer
- jullie emendeert
Imperative
- you emend
- you emend