Vervoeging van flocculeren
Onbepaalde wijs (infinitief): flocculeren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het flocculeert
- zij flocculeren
Present
- he/she/it flocculates
- they flocculate
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het flocculeerde
- zij flocculeerden
Simple past
- he/she/it flocculated
- they flocculated
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is geflocculeerd
- zij zijn geflocculeerd
Present perfect
- he/she/it has flocculated
- they have flocculated
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was geflocculeerd
- zij waren geflocculeerd
Past perfect
- he/she/it had flocculated
- they had flocculated
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal flocculeren
- zij zult flocculeren
Future
- he/she/it will flocculate
- they will flocculate
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geflocculeerd zijn
- zij zult geflocculeerd zijn
Future perfect
- he/she/it will have flocculated
- they will have flocculated
Conditionalis I
- hij/zij/het zal flocculeren
- zij zullen flocculeren
Conditional present
- he/she/it would flocculate
- they would flocculate
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn geflocculeerd
- zij zullen zijn geflocculeerd
Conditional perfect
- he/she/it would have flocculated
- they would have flocculated