Vervoeging van foerageren

Onbepaalde wijs (infinitief): foerageren

Vertaling: to forage

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik foerageer
  • jij foerageert
  • hij/zij/het foerageert
  • wij foerageren
  • jullie foerageren
  • zij foerageren

Present

  • I forage
  • you forage
  • he/she/it forages
  • we forage
  • you forage
  • they forage

Onvoltooid verleden tijd

  • ik foerageerde
  • jij foerageerde
  • hij/zij/het foerageerde
  • wij foerageerden
  • jullie foerageerden
  • zij foerageerden

Simple past

  • I foraged
  • you foraged
  • he/she/it foraged
  • we foraged
  • you foraged
  • they foraged

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gefoerageerd
  • jij hebt gefoerageerd
  • hij/zij/het heeft gefoerageerd
  • wij hebben gefoerageerd
  • jullie hebben gefoerageerd
  • zij hebben gefoerageerd

Present perfect

  • I have foraged
  • you have foraged
  • he/she/it has foraged
  • we have foraged
  • you have foraged
  • they have foraged

Voltooid verleden tijd

  • ik had gefoerageerd
  • jij had gefoerageerd
  • hij/zij/het had gefoerageerd
  • wij hadden gefoerageerd
  • jullie hadden gefoerageerd
  • zij hadden gefoerageerd

Past perfect

  • I had foraged
  • you had foraged
  • he/she/it had foraged
  • we had foraged
  • you had foraged
  • they had foraged

Toekomende tijd I

  • ik zal foerageren
  • jij zult foerageren
  • hij/zij/het zal foerageren
  • wij zullen foerageren
  • jullie zullen foerageren
  • zij zullen foerageren

Future

  • I will forage
  • you will forage
  • he/she/it will forage
  • we will forage
  • you will forage
  • they will forage

Toekomende tijd II

  • ik zal gefoerageerd hebben
  • jij zult gefoerageerd hebben
  • hij/zij/het zal gefoerageerd hebben
  • wij zullen gefoerageerd hebben
  • jullie zullen gefoerageerd hebben
  • zij zullen gefoerageerd hebben

Future perfect

  • I will have foraged
  • you will have foraged
  • he/she/it will have foraged
  • we will have foraged
  • you will have foraged
  • they will have foraged

Conditionalis I

  • ik zou foerageren
  • jij zou foerageren
  • hij/zij/het zou foerageren
  • wij zouden foerageren
  • jullie zouden foerageren
  • zij zouden foerageren

Conditional present

  • I would forage
  • you would forage
  • he/she/it would forage
  • we would forage
  • you would forage
  • they would forage

Conditionalis II

  • ik zou hebben gefoerageerd
  • jij zou hebben gefoerageerd
  • hij/zij/het zou hebben gefoerageerd
  • wij zouden hebben gefoerageerd
  • jullie zouden hebben gefoerageerd
  • zij zouden hebben gefoerageerd

Conditional perfect

  • I would have foraged
  • you would have foraged
  • he/she/it would have foraged
  • we would have foraged
  • you would have foraged
  • they would have foraged

Imperatief

  • jij foerageer
  • jullie foerageert

Imperative

  • you forage
  • you forage

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van foerageren