Vervoeging van forenzen
Onbepaalde wijs (infinitief): forenzen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik forens
- jij forenst
- hij/zij/het forenst
- wij forenzen
- jullie forenzen
- zij forenzen
Present
- I commute
- you commute
- he/she/it commutes
- we commute
- you commute
- they commute
Onvoltooid verleden tijd
- ik forensde
- jij forensde
- hij/zij/het forensde
- wij forensden
- jullie forensden
- zij forensden
Simple past
- I commuted
- you commuted
- he/she/it commuted
- we commuted
- you commuted
- they commuted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geforensd
- jij hebt geforensd
- hij/zij/het heeft geforensd
- wij hebben geforensd
- jullie hebben geforensd
- zij hebben geforensd
Present perfect
- I have commuted
- you have commuted
- he/she/it has commuted
- we have commuted
- you have commuted
- they have commuted
Voltooid verleden tijd
- ik had geforensd
- jij had geforensd
- hij/zij/het had geforensd
- wij hadden geforensd
- jullie hadden geforensd
- zij hadden geforensd
Past perfect
- I had commuted
- you had commuted
- he/she/it had commuted
- we had commuted
- you had commuted
- they had commuted
Toekomende tijd I
- ik zal forenzen
- jij zult forenzen
- hij/zij/het zal forenzen
- wij zullen forenzen
- jullie zullen forenzen
- zij zullen forenzen
Future
- I will commute
- you will commute
- he/she/it will commute
- we will commute
- you will commute
- they will commute
Toekomende tijd II
- ik zal geforensd hebben
- jij zult geforensd hebben
- hij/zij/het zal geforensd hebben
- wij zullen geforensd hebben
- jullie zullen geforensd hebben
- zij zullen geforensd hebben
Future perfect
- I will have commuted
- you will have commuted
- he/she/it will have commuted
- we will have commuted
- you will have commuted
- they will have commuted
Conditionalis I
- ik zou forenzen
- jij zou forenzen
- hij/zij/het zou forenzen
- wij zouden forenzen
- jullie zouden forenzen
- zij zouden forenzen
Conditional present
- I would commute
- you would commute
- he/she/it would commute
- we would commute
- you would commute
- they would commute
Conditionalis II
- ik zou hebben geforensd
- jij zou hebben geforensd
- hij/zij/het zou hebben geforensd
- wij zouden hebben geforensd
- jullie zouden hebben geforensd
- zij zouden hebben geforensd
Conditional perfect
- I would have commuted
- you would have commuted
- he/she/it would have commuted
- we would have commuted
- you would have commuted
- they would have commuted
Imperatief
- jij forens
- jullie forenst
Imperative
- you commute
- you commute