Vervoeging van frankeren
Onbepaalde wijs (infinitief): frankeren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik frankeer
- jij frankeert
- hij/zij/het frankeert
- wij frankeren
- jullie frankeren
- zij frankeren
Present
- I prepay
- you prepay
- he/she/it prepays
- we prepay
- you prepay
- they prepay
Onvoltooid verleden tijd
- ik frankeerde
- jij frankeerde
- hij/zij/het frankeerde
- wij frankeerden
- jullie frankeerden
- zij frankeerden
Simple past
- I prepaid
- you prepaid
- he/she/it prepaid
- we prepaid
- you prepaid
- they prepaid
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefrankeerd
- jij hebt gefrankeerd
- hij/zij/het heeft gefrankeerd
- wij hebben gefrankeerd
- jullie hebben gefrankeerd
- zij hebben gefrankeerd
Present perfect
- I have prepaid
- you have prepaid
- he/she/it has prepaid
- we have prepaid
- you have prepaid
- they have prepaid
Voltooid verleden tijd
- ik had gefrankeerd
- jij had gefrankeerd
- hij/zij/het had gefrankeerd
- wij hadden gefrankeerd
- jullie hadden gefrankeerd
- zij hadden gefrankeerd
Past perfect
- I had prepaid
- you had prepaid
- he/she/it had prepaid
- we had prepaid
- you had prepaid
- they had prepaid
Toekomende tijd I
- ik zal frankeren
- jij zult frankeren
- hij/zij/het zal frankeren
- wij zullen frankeren
- jullie zullen frankeren
- zij zullen frankeren
Future
- I will prepay
- you will prepay
- he/she/it will prepay
- we will prepay
- you will prepay
- they will prepay
Toekomende tijd II
- ik zal gefrankeerd hebben
- jij zult gefrankeerd hebben
- hij/zij/het zal gefrankeerd hebben
- wij zullen gefrankeerd hebben
- jullie zullen gefrankeerd hebben
- zij zullen gefrankeerd hebben
Future perfect
- I will have prepaid
- you will have prepaid
- he/she/it will have prepaid
- we will have prepaid
- you will have prepaid
- they will have prepaid
Conditionalis I
- ik zou frankeren
- jij zou frankeren
- hij/zij/het zou frankeren
- wij zouden frankeren
- jullie zouden frankeren
- zij zouden frankeren
Conditional present
- I would prepay
- you would prepay
- he/she/it would prepay
- we would prepay
- you would prepay
- they would prepay
Conditionalis II
- ik zou hebben gefrankeerd
- jij zou hebben gefrankeerd
- hij/zij/het zou hebben gefrankeerd
- wij zouden hebben gefrankeerd
- jullie zouden hebben gefrankeerd
- zij zouden hebben gefrankeerd
Conditional perfect
- I would have prepaid
- you would have prepaid
- he/she/it would have prepaid
- we would have prepaid
- you would have prepaid
- they would have prepaid
Imperatief
- jij frankeer
- jullie frankeert
Imperative
- you prepay
- you prepay