Vervoeging van galonneren

Onbepaalde wijs (infinitief): galonneren

Vertaling: to pipe

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik galonneer
  • jij galonneert
  • hij/zij/het galonneert
  • wij galonneren
  • jullie galonneren
  • zij galonneren

Present

  • I pipe
  • you pipe
  • he/she/it pipes
  • we pipe
  • you pipe
  • they pipe

Onvoltooid verleden tijd

  • ik galonneerde
  • jij galonneerde
  • hij/zij/het galonneerde
  • wij galonneerden
  • jullie galonneerden
  • zij galonneerden

Simple past

  • I piped
  • you piped
  • he/she/it piped
  • we piped
  • you piped
  • they piped

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gegalonneerd
  • jij hebt gegalonneerd
  • hij/zij/het heeft gegalonneerd
  • wij hebben gegalonneerd
  • jullie hebben gegalonneerd
  • zij hebben gegalonneerd

Present perfect

  • I have piped
  • you have piped
  • he/she/it has piped
  • we have piped
  • you have piped
  • they have piped

Voltooid verleden tijd

  • ik had gegalonneerd
  • jij had gegalonneerd
  • hij/zij/het had gegalonneerd
  • wij hadden gegalonneerd
  • jullie hadden gegalonneerd
  • zij hadden gegalonneerd

Past perfect

  • I had piped
  • you had piped
  • he/she/it had piped
  • we had piped
  • you had piped
  • they had piped

Toekomende tijd I

  • ik zal galonneren
  • jij zult galonneren
  • hij/zij/het zal galonneren
  • wij zullen galonneren
  • jullie zullen galonneren
  • zij zullen galonneren

Future

  • I will pipe
  • you will pipe
  • he/she/it will pipe
  • we will pipe
  • you will pipe
  • they will pipe

Toekomende tijd II

  • ik zal gegalonneerd hebben
  • jij zult gegalonneerd hebben
  • hij/zij/het zal gegalonneerd hebben
  • wij zullen gegalonneerd hebben
  • jullie zullen gegalonneerd hebben
  • zij zullen gegalonneerd hebben

Future perfect

  • I will have piped
  • you will have piped
  • he/she/it will have piped
  • we will have piped
  • you will have piped
  • they will have piped

Conditionalis I

  • ik zou galonneren
  • jij zou galonneren
  • hij/zij/het zou galonneren
  • wij zouden galonneren
  • jullie zouden galonneren
  • zij zouden galonneren

Conditional present

  • I would pipe
  • you would pipe
  • he/she/it would pipe
  • we would pipe
  • you would pipe
  • they would pipe

Conditionalis II

  • ik zou hebben gegalonneerd
  • jij zou hebben gegalonneerd
  • hij/zij/het zou hebben gegalonneerd
  • wij zouden hebben gegalonneerd
  • jullie zouden hebben gegalonneerd
  • zij zouden hebben gegalonneerd

Conditional perfect

  • I would have piped
  • you would have piped
  • he/she/it would have piped
  • we would have piped
  • you would have piped
  • they would have piped

Imperatief

  • jij galonneer
  • jullie galonneert

Imperative

  • you pipe
  • you pipe