Vervoeging van gewagen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik gewaag
  • jij gewaagt
  • hij/zij/het gewaagt
  • wij gewagen
  • jullie gewagen
  • zij gewagen

Present

  • I account
  • you account
  • he/she/it accounts
  • we account
  • you account
  • they account

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gewaagde
  • jij gewaagde
  • hij/zij/het gewaagde
  • wij gewaagden
  • jullie gewaagden
  • zij gewaagden

Simple past

  • I accounted
  • you accounted
  • he/she/it accounted
  • we accounted
  • you accounted
  • they accounted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewaagd
  • jij hebt gewaagd
  • hij/zij/het heeft gewaagd
  • wij hebben gewaagd
  • jullie hebben gewaagd
  • zij hebben gewaagd

Present perfect

  • I have accounted
  • you have accounted
  • he/she/it has accounted
  • we have accounted
  • you have accounted
  • they have accounted

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewaagd
  • jij had gewaagd
  • hij/zij/het had gewaagd
  • wij hadden gewaagd
  • jullie hadden gewaagd
  • zij hadden gewaagd

Past perfect

  • I had accounted
  • you had accounted
  • he/she/it had accounted
  • we had accounted
  • you had accounted
  • they had accounted

Toekomende tijd I

  • ik zal gewagen
  • jij zult gewagen
  • hij/zij/het zal gewagen
  • wij zullen gewagen
  • jullie zullen gewagen
  • zij zullen gewagen

Future

  • I will account
  • you will account
  • he/she/it will account
  • we will account
  • you will account
  • they will account

Toekomende tijd II

  • ik zal gewaagd hebben
  • jij zult gewaagd hebben
  • hij/zij/het zal gewaagd hebben
  • wij zullen gewaagd hebben
  • jullie zullen gewaagd hebben
  • zij zullen gewaagd hebben

Future perfect

  • I will have accounted
  • you will have accounted
  • he/she/it will have accounted
  • we will have accounted
  • you will have accounted
  • they will have accounted

Conditionalis I

  • ik zou gewagen
  • jij zou gewagen
  • hij/zij/het zou gewagen
  • wij zouden gewagen
  • jullie zouden gewagen
  • zij zouden gewagen

Conditional present

  • I would account
  • you would account
  • he/she/it would account
  • we would account
  • you would account
  • they would account

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewaagd
  • jij zou hebben gewaagd
  • hij/zij/het zou hebben gewaagd
  • wij zouden hebben gewaagd
  • jullie zouden hebben gewaagd
  • zij zouden hebben gewaagd

Conditional perfect

  • I would have accounted
  • you would have accounted
  • he/she/it would have accounted
  • we would have accounted
  • you would have accounted
  • they would have accounted

Imperatief

  • jij gewaag
  • jullie gewaagt

Imperative

  • you account
  • you account