Vervoeging van gijzelen
Onbepaalde wijs (infinitief): gijzelen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gijzel
- jij gijzelt
- hij/zij/het gijzelt
- wij gijzelen
- jullie gijzelen
- zij gijzelen
Present
- I pirate
- you pirate
- he/she/it pirates
- we pirate
- you pirate
- they pirate
Onvoltooid verleden tijd
- ik gijzelde
- jij gijzelde
- hij/zij/het gijzelde
- wij gijzelden
- jullie gijzelden
- zij gijzelden
Simple past
- I pirated
- you pirated
- he/she/it pirated
- we pirated
- you pirated
- they pirated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegijzeld
- jij hebt gegijzeld
- hij/zij/het heeft gegijzeld
- wij hebben gegijzeld
- jullie hebben gegijzeld
- zij hebben gegijzeld
Present perfect
- I have pirated
- you have pirated
- he/she/it has pirated
- we have pirated
- you have pirated
- they have pirated
Voltooid verleden tijd
- ik had gegijzeld
- jij had gegijzeld
- hij/zij/het had gegijzeld
- wij hadden gegijzeld
- jullie hadden gegijzeld
- zij hadden gegijzeld
Past perfect
- I had pirated
- you had pirated
- he/she/it had pirated
- we had pirated
- you had pirated
- they had pirated
Toekomende tijd I
- ik zal gijzelen
- jij zult gijzelen
- hij/zij/het zal gijzelen
- wij zullen gijzelen
- jullie zullen gijzelen
- zij zullen gijzelen
Future
- I will pirate
- you will pirate
- he/she/it will pirate
- we will pirate
- you will pirate
- they will pirate
Toekomende tijd II
- ik zal gegijzeld hebben
- jij zult gegijzeld hebben
- hij/zij/het zal gegijzeld hebben
- wij zullen gegijzeld hebben
- jullie zullen gegijzeld hebben
- zij zullen gegijzeld hebben
Future perfect
- I will have pirated
- you will have pirated
- he/she/it will have pirated
- we will have pirated
- you will have pirated
- they will have pirated
Conditionalis I
- ik zou gijzelen
- jij zou gijzelen
- hij/zij/het zou gijzelen
- wij zouden gijzelen
- jullie zouden gijzelen
- zij zouden gijzelen
Conditional present
- I would pirate
- you would pirate
- he/she/it would pirate
- we would pirate
- you would pirate
- they would pirate
Conditionalis II
- ik zou hebben gegijzeld
- jij zou hebben gegijzeld
- hij/zij/het zou hebben gegijzeld
- wij zouden hebben gegijzeld
- jullie zouden hebben gegijzeld
- zij zouden hebben gegijzeld
Conditional perfect
- I would have pirated
- you would have pirated
- he/she/it would have pirated
- we would have pirated
- you would have pirated
- they would have pirated
Imperatief
- jij gijzel
- jullie gijzelt
Imperative
- you pirate
- you pirate