Vervoeging van grimassen
Onbepaalde wijs (infinitief): grimassen
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik grimas
- jij grimast
- hij/zij/het grimast
- wij grimassen
- jullie grimassen
- zij grimassen
Onvoltooid verleden tijd
- ik grimaste
- jij grimaste
- hij/zij/het grimaste
- wij grimasten
- jullie grimasten
- zij grimasten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegrimast
- jij hebt gegrimast
- hij/zij/het heeft gegrimast
- wij hebben gegrimast
- jullie hebben gegrimast
- zij hebben gegrimast
Voltooid verleden tijd
- ik had gegrimast
- jij had gegrimast
- hij/zij/het had gegrimast
- wij hadden gegrimast
- jullie hadden gegrimast
- zij hadden gegrimast
Toekomende tijd I
- ik zal grimassen
- jij zult grimassen
- hij/zij/het zal grimassen
- wij zullen grimassen
- jullie zullen grimassen
- zij zullen grimassen
Toekomende tijd II
- ik zal gegrimast hebben
- jij zult gegrimast hebben
- hij/zij/het zal gegrimast hebben
- wij zullen gegrimast hebben
- jullie zullen gegrimast hebben
- zij zullen gegrimast hebben
Conditionalis I
- ik zou grimassen
- jij zou grimassen
- hij/zij/het zou grimassen
- wij zouden grimassen
- jullie zouden grimassen
- zij zouden grimassen
Conditionalis II
- ik zou hebben gegrimast
- jij zou hebben gegrimast
- hij/zij/het zou hebben gegrimast
- wij zouden hebben gegrimast
- jullie zouden hebben gegrimast
- zij zouden hebben gegrimast
Imperatief
- jij grimas
- jullie grimast