Vervoeging van herenigen
Onbepaalde wijs (infinitief): herenigen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik herenig
- jij herenigt
- hij/zij/het herenigt
- wij herenigen
- jullie herenigen
- zij herenigen
Present
- I reunite
- you reunite
- he/she/it reunites
- we reunite
- you reunite
- they reunite
Onvoltooid verleden tijd
- ik herenigde
- jij herenigde
- hij/zij/het herenigde
- wij herenigden
- jullie herenigden
- zij herenigden
Simple past
- I reunited
- you reunited
- he/she/it reunited
- we reunited
- you reunited
- they reunited
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb herenigd
- jij hebt herenigd
- hij/zij/het heeft herenigd
- wij hebben herenigd
- jullie hebben herenigd
- zij hebben herenigd
Present perfect
- I have reunited
- you have reunited
- he/she/it has reunited
- we have reunited
- you have reunited
- they have reunited
Voltooid verleden tijd
- ik had herenigd
- jij had herenigd
- hij/zij/het had herenigd
- wij hadden herenigd
- jullie hadden herenigd
- zij hadden herenigd
Past perfect
- I had reunited
- you had reunited
- he/she/it had reunited
- we had reunited
- you had reunited
- they had reunited
Toekomende tijd I
- ik zal herenigen
- jij zult herenigen
- hij/zij/het zal herenigen
- wij zullen herenigen
- jullie zullen herenigen
- zij zullen herenigen
Future
- I will reunite
- you will reunite
- he/she/it will reunite
- we will reunite
- you will reunite
- they will reunite
Toekomende tijd II
- ik zal herenigd hebben
- jij zult herenigd hebben
- hij/zij/het zal herenigd hebben
- wij zullen herenigd hebben
- jullie zullen herenigd hebben
- zij zullen herenigd hebben
Future perfect
- I will have reunited
- you will have reunited
- he/she/it will have reunited
- we will have reunited
- you will have reunited
- they will have reunited
Conditionalis I
- ik zou herenigen
- jij zou herenigen
- hij/zij/het zou herenigen
- wij zouden herenigen
- jullie zouden herenigen
- zij zouden herenigen
Conditional present
- I would reunite
- you would reunite
- he/she/it would reunite
- we would reunite
- you would reunite
- they would reunite
Conditionalis II
- ik zou hebben herenigd
- jij zou hebben herenigd
- hij/zij/het zou hebben herenigd
- wij zouden hebben herenigd
- jullie zouden hebben herenigd
- zij zouden hebben herenigd
Conditional perfect
- I would have reunited
- you would have reunited
- he/she/it would have reunited
- we would have reunited
- you would have reunited
- they would have reunited
Imperatief
- jij herenig
- jullie herenigt
Imperative
- you reunite
- you reunite