Vervoeging van karikaturiseren
Onbepaalde wijs (infinitief): karikaturiseren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik karikaturiseer
- jij karikaturiseert
- hij/zij/het karikaturiseert
- wij karikaturiseren
- jullie karikaturiseren
- zij karikaturiseren
Present
- I caricature
- you caricature
- he/she/it caricatures
- we caricature
- you caricature
- they caricature
Onvoltooid verleden tijd
- ik karikaturiseerde
- jij karikaturiseerde
- hij/zij/het karikaturiseerde
- wij karikaturiseerden
- jullie karikaturiseerden
- zij karikaturiseerden
Simple past
- I caricatured
- you caricatured
- he/she/it caricatured
- we caricatured
- you caricatured
- they caricatured
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekarikaturiseerd
- jij hebt gekarikaturiseerd
- hij/zij/het heeft gekarikaturiseerd
- wij hebben gekarikaturiseerd
- jullie hebben gekarikaturiseerd
- zij hebben gekarikaturiseerd
Present perfect
- I have caricatured
- you have caricatured
- he/she/it has caricatured
- we have caricatured
- you have caricatured
- they have caricatured
Voltooid verleden tijd
- ik had gekarikaturiseerd
- jij had gekarikaturiseerd
- hij/zij/het had gekarikaturiseerd
- wij hadden gekarikaturiseerd
- jullie hadden gekarikaturiseerd
- zij hadden gekarikaturiseerd
Past perfect
- I had caricatured
- you had caricatured
- he/she/it had caricatured
- we had caricatured
- you had caricatured
- they had caricatured
Toekomende tijd I
- ik zal karikaturiseren
- jij zult karikaturiseren
- hij/zij/het zal karikaturiseren
- wij zullen karikaturiseren
- jullie zullen karikaturiseren
- zij zullen karikaturiseren
Future
- I will caricature
- you will caricature
- he/she/it will caricature
- we will caricature
- you will caricature
- they will caricature
Toekomende tijd II
- ik zal gekarikaturiseerd hebben
- jij zult gekarikaturiseerd hebben
- hij/zij/het zal gekarikaturiseerd hebben
- wij zullen gekarikaturiseerd hebben
- jullie zullen gekarikaturiseerd hebben
- zij zullen gekarikaturiseerd hebben
Future perfect
- I will have caricatured
- you will have caricatured
- he/she/it will have caricatured
- we will have caricatured
- you will have caricatured
- they will have caricatured
Conditionalis I
- ik zou karikaturiseren
- jij zou karikaturiseren
- hij/zij/het zou karikaturiseren
- wij zouden karikaturiseren
- jullie zouden karikaturiseren
- zij zouden karikaturiseren
Conditional present
- I would caricature
- you would caricature
- he/she/it would caricature
- we would caricature
- you would caricature
- they would caricature
Conditionalis II
- ik zou hebben gekarikaturiseerd
- jij zou hebben gekarikaturiseerd
- hij/zij/het zou hebben gekarikaturiseerd
- wij zouden hebben gekarikaturiseerd
- jullie zouden hebben gekarikaturiseerd
- zij zouden hebben gekarikaturiseerd
Conditional perfect
- I would have caricatured
- you would have caricatured
- he/she/it would have caricatured
- we would have caricatured
- you would have caricatured
- they would have caricatured
Imperatief
- jij karikaturiseer
- jullie karikaturiseert
Imperative
- you caricature
- you caricature