Vervoeging van kwelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kweel
  • jij kweelt
  • hij/zij/het kweelt
  • wij kwelen
  • jullie kwelen
  • zij kwelen

Present

  • I quaver
  • you quaver
  • he/she/it quavers
  • we quaver
  • you quaver
  • they quaver

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kweelde
  • jij kweelde
  • hij/zij/het kweelde
  • wij kweelden
  • jullie kweelden
  • zij kweelden

Simple past

  • I quavered
  • you quavered
  • he/she/it quavered
  • we quavered
  • you quavered
  • they quavered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekweeld
  • jij hebt gekweeld
  • hij/zij/het heeft gekweeld
  • wij hebben gekweeld
  • jullie hebben gekweeld
  • zij hebben gekweeld

Present perfect

  • I have quavered
  • you have quavered
  • he/she/it has quavered
  • we have quavered
  • you have quavered
  • they have quavered

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekweeld
  • jij had gekweeld
  • hij/zij/het had gekweeld
  • wij hadden gekweeld
  • jullie hadden gekweeld
  • zij hadden gekweeld

Past perfect

  • I had quavered
  • you had quavered
  • he/she/it had quavered
  • we had quavered
  • you had quavered
  • they had quavered

Toekomende tijd I

  • ik zal kwelen
  • jij zult kwelen
  • hij/zij/het zal kwelen
  • wij zullen kwelen
  • jullie zullen kwelen
  • zij zullen kwelen

Future

  • I will quaver
  • you will quaver
  • he/she/it will quaver
  • we will quaver
  • you will quaver
  • they will quaver

Toekomende tijd II

  • ik zal gekweeld hebben
  • jij zult gekweeld hebben
  • hij/zij/het zal gekweeld hebben
  • wij zullen gekweeld hebben
  • jullie zullen gekweeld hebben
  • zij zullen gekweeld hebben

Future perfect

  • I will have quavered
  • you will have quavered
  • he/she/it will have quavered
  • we will have quavered
  • you will have quavered
  • they will have quavered

Conditionalis I

  • ik zou kwelen
  • jij zou kwelen
  • hij/zij/het zou kwelen
  • wij zouden kwelen
  • jullie zouden kwelen
  • zij zouden kwelen

Conditional present

  • I would quaver
  • you would quaver
  • he/she/it would quaver
  • we would quaver
  • you would quaver
  • they would quaver

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekweeld
  • jij zou hebben gekweeld
  • hij/zij/het zou hebben gekweeld
  • wij zouden hebben gekweeld
  • jullie zouden hebben gekweeld
  • zij zouden hebben gekweeld

Conditional perfect

  • I would have quavered
  • you would have quavered
  • he/she/it would have quavered
  • we would have quavered
  • you would have quavered
  • they would have quavered

Imperatief

  • jij kweel
  • jullie kweelt

Imperative

  • you quaver
  • you quaver

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kwelen