Vervoeging van louteren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik louter
  • jij loutert
  • hij/zij/het loutert
  • wij louteren
  • jullie louteren
  • zij louteren

Present

  • I purify
  • you purify
  • he/she/it purifies
  • we purify
  • you purify
  • they purify

Onvoltooid verleden tijd

  • ik louterde
  • jij louterde
  • hij/zij/het louterde
  • wij louterden
  • jullie louterden
  • zij louterden

Simple past

  • I purified
  • you purified
  • he/she/it purified
  • we purified
  • you purified
  • they purified

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gelouterd
  • jij hebt gelouterd
  • hij/zij/het heeft gelouterd
  • wij hebben gelouterd
  • jullie hebben gelouterd
  • zij hebben gelouterd

Present perfect

  • I have purified
  • you have purified
  • he/she/it has purified
  • we have purified
  • you have purified
  • they have purified

Voltooid verleden tijd

  • ik had gelouterd
  • jij had gelouterd
  • hij/zij/het had gelouterd
  • wij hadden gelouterd
  • jullie hadden gelouterd
  • zij hadden gelouterd

Past perfect

  • I had purified
  • you had purified
  • he/she/it had purified
  • we had purified
  • you had purified
  • they had purified

Toekomende tijd I

  • ik zal louteren
  • jij zult louteren
  • hij/zij/het zal louteren
  • wij zullen louteren
  • jullie zullen louteren
  • zij zullen louteren

Future

  • I will purify
  • you will purify
  • he/she/it will purify
  • we will purify
  • you will purify
  • they will purify

Toekomende tijd II

  • ik zal gelouterd hebben
  • jij zult gelouterd hebben
  • hij/zij/het zal gelouterd hebben
  • wij zullen gelouterd hebben
  • jullie zullen gelouterd hebben
  • zij zullen gelouterd hebben

Future perfect

  • I will have purified
  • you will have purified
  • he/she/it will have purified
  • we will have purified
  • you will have purified
  • they will have purified

Conditionalis I

  • ik zou louteren
  • jij zou louteren
  • hij/zij/het zou louteren
  • wij zouden louteren
  • jullie zouden louteren
  • zij zouden louteren

Conditional present

  • I would purify
  • you would purify
  • he/she/it would purify
  • we would purify
  • you would purify
  • they would purify

Conditionalis II

  • ik zou hebben gelouterd
  • jij zou hebben gelouterd
  • hij/zij/het zou hebben gelouterd
  • wij zouden hebben gelouterd
  • jullie zouden hebben gelouterd
  • zij zouden hebben gelouterd

Conditional perfect

  • I would have purified
  • you would have purified
  • he/she/it would have purified
  • we would have purified
  • you would have purified
  • they would have purified

Imperatief

  • jij louter
  • jullie loutert

Imperative

  • you purify
  • you purify

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van louteren