Vervoeging van massificeren

Onbepaalde wijs (infinitief): massificeren

Vertaling: to consolidate

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik massificeer
  • jij massificeert
  • hij/zij/het massificeert
  • wij massificeren
  • jullie massificeren
  • zij massificeren

Present

  • I consolidate
  • you consolidate
  • he/she/it consolidates
  • we consolidate
  • you consolidate
  • they consolidate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik massificeerde
  • jij massificeerde
  • hij/zij/het massificeerde
  • wij massificeerden
  • jullie massificeerden
  • zij massificeerden

Simple past

  • I consolidated
  • you consolidated
  • he/she/it consolidated
  • we consolidated
  • you consolidated
  • they consolidated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemassificeerd
  • jij hebt gemassificeerd
  • hij/zij/het heeft gemassificeerd
  • wij hebben gemassificeerd
  • jullie hebben gemassificeerd
  • zij hebben gemassificeerd

Present perfect

  • I have consolidated
  • you have consolidated
  • he/she/it has consolidated
  • we have consolidated
  • you have consolidated
  • they have consolidated

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemassificeerd
  • jij had gemassificeerd
  • hij/zij/het had gemassificeerd
  • wij hadden gemassificeerd
  • jullie hadden gemassificeerd
  • zij hadden gemassificeerd

Past perfect

  • I had consolidated
  • you had consolidated
  • he/she/it had consolidated
  • we had consolidated
  • you had consolidated
  • they had consolidated

Toekomende tijd I

  • ik zal massificeren
  • jij zult massificeren
  • hij/zij/het zal massificeren
  • wij zullen massificeren
  • jullie zullen massificeren
  • zij zullen massificeren

Future

  • I will consolidate
  • you will consolidate
  • he/she/it will consolidate
  • we will consolidate
  • you will consolidate
  • they will consolidate

Toekomende tijd II

  • ik zal gemassificeerd hebben
  • jij zult gemassificeerd hebben
  • hij/zij/het zal gemassificeerd hebben
  • wij zullen gemassificeerd hebben
  • jullie zullen gemassificeerd hebben
  • zij zullen gemassificeerd hebben

Future perfect

  • I will have consolidated
  • you will have consolidated
  • he/she/it will have consolidated
  • we will have consolidated
  • you will have consolidated
  • they will have consolidated

Conditionalis I

  • ik zou massificeren
  • jij zou massificeren
  • hij/zij/het zou massificeren
  • wij zouden massificeren
  • jullie zouden massificeren
  • zij zouden massificeren

Conditional present

  • I would consolidate
  • you would consolidate
  • he/she/it would consolidate
  • we would consolidate
  • you would consolidate
  • they would consolidate

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemassificeerd
  • jij zou hebben gemassificeerd
  • hij/zij/het zou hebben gemassificeerd
  • wij zouden hebben gemassificeerd
  • jullie zouden hebben gemassificeerd
  • zij zouden hebben gemassificeerd

Conditional perfect

  • I would have consolidated
  • you would have consolidated
  • he/she/it would have consolidated
  • we would have consolidated
  • you would have consolidated
  • they would have consolidated

Imperatief

  • jij massificeer
  • jullie massificeert

Imperative

  • you consolidate
  • you consolidate