Vervoeging van meedrijven

Onbepaalde wijs (infinitief): meedrijven

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik drijf mee
  • jij drijft mee
  • hij/zij/het drijft mee
  • wij drijven mee
  • jullie drijven mee
  • zij drijven mee

Present

  • I blow
  • you blow
  • he/she/it blows
  • we blow
  • you blow
  • they blow

Onvoltooid verleden tijd

  • ik dreef mee
  • jij dreef mee
  • hij/zij/het dreef mee
  • wij dreven mee
  • jullie dreven mee
  • zij dreven mee

Simple past

  • I blew
  • you blew
  • he/she/it blew
  • we blew
  • you blew
  • they blew

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb meegedreven
  • jij hebt meegedreven
  • hij/zij/het heeft meegedreven
  • wij hebben meegedreven
  • jullie hebben meegedreven
  • zij hebben meegedreven

Present perfect

  • I have blown
  • you have blown
  • he/she/it has blown
  • we have blown
  • you have blown
  • they have blown

Voltooid verleden tijd

  • ik had meegedreven
  • jij had meegedreven
  • hij/zij/het had meegedreven
  • wij hadden meegedreven
  • jullie hadden meegedreven
  • zij hadden meegedreven

Past perfect

  • I had blown
  • you had blown
  • he/she/it had blown
  • we had blown
  • you had blown
  • they had blown

Toekomende tijd I

  • ik zal meedrijven
  • jij zult meedrijven
  • hij/zij/het zal meedrijven
  • wij zullen meedrijven
  • jullie zullen meedrijven
  • zij zullen meedrijven

Future

  • I will blow
  • you will blow
  • he/she/it will blow
  • we will blow
  • you will blow
  • they will blow

Toekomende tijd II

  • ik zal meegedreven hebben
  • jij zult meegedreven hebben
  • hij/zij/het zal meegedreven hebben
  • wij zullen meegedreven hebben
  • jullie zullen meegedreven hebben
  • zij zullen meegedreven hebben

Future perfect

  • I will have blown
  • you will have blown
  • he/she/it will have blown
  • we will have blown
  • you will have blown
  • they will have blown

Conditionalis I

  • ik zou meedrijven
  • jij zou meedrijven
  • hij/zij/het zou meedrijven
  • wij zouden meedrijven
  • jullie zouden meedrijven
  • zij zouden meedrijven

Conditional present

  • I would blow
  • you would blow
  • he/she/it would blow
  • we would blow
  • you would blow
  • they would blow

Conditionalis II

  • ik zou hebben meegedreven
  • jij zou hebben meegedreven
  • hij/zij/het zou hebben meegedreven
  • wij zouden hebben meegedreven
  • jullie zouden hebben meegedreven
  • zij zouden hebben meegedreven

Conditional perfect

  • I would have blown
  • you would have blown
  • he/she/it would have blown
  • we would have blown
  • you would have blown
  • they would have blown

Imperatief

  • jij drijf mee
  • jullie drijft mee

Imperative

  • you blow
  • you blow

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van meedrijven