Vervoeging van misgokken
Onbepaalde wijs (infinitief): misgokken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gok mis
- jij gokt mis
- hij/zij/het gokt mis
- wij gokken mis
- jullie gokken mis
- zij gokken mis
Present
- I miscalculate
- you miscalculate
- he/she/it miscalculates
- we miscalculate
- you miscalculate
- they miscalculate
Onvoltooid verleden tijd
- ik gokte mis
- jij gokte mis
- hij/zij/het gokte mis
- wij gokten mis
- jullie gokten mis
- zij gokten mis
Simple past
- I miscalculated
- you miscalculated
- he/she/it miscalculated
- we miscalculated
- you miscalculated
- they miscalculated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb misgegokt
- jij hebt misgegokt
- hij/zij/het heeft misgegokt
- wij hebben misgegokt
- jullie hebben misgegokt
- zij hebben misgegokt
Present perfect
- I have miscalculated
- you have miscalculated
- he/she/it has miscalculated
- we have miscalculated
- you have miscalculated
- they have miscalculated
Voltooid verleden tijd
- ik had misgegokt
- jij had misgegokt
- hij/zij/het had misgegokt
- wij hadden misgegokt
- jullie hadden misgegokt
- zij hadden misgegokt
Past perfect
- I had miscalculated
- you had miscalculated
- he/she/it had miscalculated
- we had miscalculated
- you had miscalculated
- they had miscalculated
Toekomende tijd I
- ik zal misgokken
- jij zult misgokken
- hij/zij/het zal misgokken
- wij zullen misgokken
- jullie zullen misgokken
- zij zullen misgokken
Future
- I will miscalculate
- you will miscalculate
- he/she/it will miscalculate
- we will miscalculate
- you will miscalculate
- they will miscalculate
Toekomende tijd II
- ik zal misgegokt hebben
- jij zult misgegokt hebben
- hij/zij/het zal misgegokt hebben
- wij zullen misgegokt hebben
- jullie zullen misgegokt hebben
- zij zullen misgegokt hebben
Future perfect
- I will have miscalculated
- you will have miscalculated
- he/she/it will have miscalculated
- we will have miscalculated
- you will have miscalculated
- they will have miscalculated
Conditionalis I
- ik zou misgokken
- jij zou misgokken
- hij/zij/het zou misgokken
- wij zouden misgokken
- jullie zouden misgokken
- zij zouden misgokken
Conditional present
- I would miscalculate
- you would miscalculate
- he/she/it would miscalculate
- we would miscalculate
- you would miscalculate
- they would miscalculate
Conditionalis II
- ik zou hebben misgegokt
- jij zou hebben misgegokt
- hij/zij/het zou hebben misgegokt
- wij zouden hebben misgegokt
- jullie zouden hebben misgegokt
- zij zouden hebben misgegokt
Conditional perfect
- I would have miscalculated
- you would have miscalculated
- he/she/it would have miscalculated
- we would have miscalculated
- you would have miscalculated
- they would have miscalculated
Imperatief
- jij gok mis
- jullie gokt mis
Imperative
- you miscalculate
- you miscalculate