Vervoeging van misschieten
Onbepaalde wijs (infinitief): misschieten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schiet mis
- jij schiet mis
- hij/zij/het schiet mis
- wij schieten mis
- jullie schieten mis
- zij schieten mis
Present
- I miss
- you miss
- he/she/it misses
- we miss
- you miss
- they miss
Onvoltooid verleden tijd
- ik schoot mis
- jij schoot mis
- hij/zij/het schoot mis
- wij schoten mis
- jullie schoten mis
- zij schoten mis
Simple past
- I missed
- you missed
- he/she/it missed
- we missed
- you missed
- they missed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb misgeschoten
- jij hebt misgeschoten
- hij/zij/het heeft misgeschoten
- wij hebben misgeschoten
- jullie hebben misgeschoten
- zij hebben misgeschoten
Present perfect
- I have missed
- you have missed
- he/she/it has missed
- we have missed
- you have missed
- they have missed
Voltooid verleden tijd
- ik had misgeschoten
- jij had misgeschoten
- hij/zij/het had misgeschoten
- wij hadden misgeschoten
- jullie hadden misgeschoten
- zij hadden misgeschoten
Past perfect
- I had missed
- you had missed
- he/she/it had missed
- we had missed
- you had missed
- they had missed
Toekomende tijd I
- ik zal misschieten
- jij zult misschieten
- hij/zij/het zal misschieten
- wij zullen misschieten
- jullie zullen misschieten
- zij zullen misschieten
Future
- I will miss
- you will miss
- he/she/it will miss
- we will miss
- you will miss
- they will miss
Toekomende tijd II
- ik zal misgeschoten hebben
- jij zult misgeschoten hebben
- hij/zij/het zal misgeschoten hebben
- wij zullen misgeschoten hebben
- jullie zullen misgeschoten hebben
- zij zullen misgeschoten hebben
Future perfect
- I will have missed
- you will have missed
- he/she/it will have missed
- we will have missed
- you will have missed
- they will have missed
Conditionalis I
- ik zou misschieten
- jij zou misschieten
- hij/zij/het zou misschieten
- wij zouden misschieten
- jullie zouden misschieten
- zij zouden misschieten
Conditional present
- I would miss
- you would miss
- he/she/it would miss
- we would miss
- you would miss
- they would miss
Conditionalis II
- ik zou hebben misgeschoten
- jij zou hebben misgeschoten
- hij/zij/het zou hebben misgeschoten
- wij zouden hebben misgeschoten
- jullie zouden hebben misgeschoten
- zij zouden hebben misgeschoten
Conditional perfect
- I would have missed
- you would have missed
- he/she/it would have missed
- we would have missed
- you would have missed
- they would have missed
Imperatief
- jij schiet mis
- jullie schiet mis
Imperative
- you miss
- you miss