Vervoeging van nakaarten

Vertaling: to discuss

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kaart na
  • jij kaart na
  • hij/zij/het kaart na
  • wij kaarten na
  • jullie kaarten na
  • zij kaarten na

Present

  • I discuss
  • you discuss
  • he/she/it discusses
  • we discuss
  • you discuss
  • they discuss

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kaartte na
  • jij kaartte na
  • hij/zij/het kaartte na
  • wij kaartten na
  • jullie kaartten na
  • zij kaartten na

Simple past

  • I discussed
  • you discussed
  • he/she/it discussed
  • we discussed
  • you discussed
  • they discussed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb nagekaart
  • jij hebt nagekaart
  • hij/zij/het heeft nagekaart
  • wij hebben nagekaart
  • jullie hebben nagekaart
  • zij hebben nagekaart

Present perfect

  • I have discussed
  • you have discussed
  • he/she/it has discussed
  • we have discussed
  • you have discussed
  • they have discussed

Voltooid verleden tijd

  • ik had nagekaart
  • jij had nagekaart
  • hij/zij/het had nagekaart
  • wij hadden nagekaart
  • jullie hadden nagekaart
  • zij hadden nagekaart

Past perfect

  • I had discussed
  • you had discussed
  • he/she/it had discussed
  • we had discussed
  • you had discussed
  • they had discussed

Toekomende tijd I

  • ik zal nakaarten
  • jij zult nakaarten
  • hij/zij/het zal nakaarten
  • wij zullen nakaarten
  • jullie zullen nakaarten
  • zij zullen nakaarten

Future

  • I will discuss
  • you will discuss
  • he/she/it will discuss
  • we will discuss
  • you will discuss
  • they will discuss

Toekomende tijd II

  • ik zal nagekaart hebben
  • jij zult nagekaart hebben
  • hij/zij/het zal nagekaart hebben
  • wij zullen nagekaart hebben
  • jullie zullen nagekaart hebben
  • zij zullen nagekaart hebben

Future perfect

  • I will have discussed
  • you will have discussed
  • he/she/it will have discussed
  • we will have discussed
  • you will have discussed
  • they will have discussed

Conditionalis I

  • ik zou nakaarten
  • jij zou nakaarten
  • hij/zij/het zou nakaarten
  • wij zouden nakaarten
  • jullie zouden nakaarten
  • zij zouden nakaarten

Conditional present

  • I would discuss
  • you would discuss
  • he/she/it would discuss
  • we would discuss
  • you would discuss
  • they would discuss

Conditionalis II

  • ik zou hebben nagekaart
  • jij zou hebben nagekaart
  • hij/zij/het zou hebben nagekaart
  • wij zouden hebben nagekaart
  • jullie zouden hebben nagekaart
  • zij zouden hebben nagekaart

Conditional perfect

  • I would have discussed
  • you would have discussed
  • he/she/it would have discussed
  • we would have discussed
  • you would have discussed
  • they would have discussed

Imperatief

  • jij kaart na
  • jullie kaart na

Imperative

  • you discuss
  • you discuss

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van nakaarten