Vervoeging van nekken

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik nek
  • jij nekt
  • hij/zij/het nekt
  • wij nekken
  • jullie nekken
  • zij nekken

Present

  • I beat
  • you beat
  • he/she/it beats
  • we beat
  • you beat
  • they beat

Onvoltooid verleden tijd

  • ik nekte
  • jij nekte
  • hij/zij/het nekte
  • wij nekten
  • jullie nekten
  • zij nekten

Simple past

  • I beat
  • you beat
  • he/she/it beat
  • we beat
  • you beat
  • they beat

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb genekt
  • jij hebt genekt
  • hij/zij/het heeft genekt
  • wij hebben genekt
  • jullie hebben genekt
  • zij hebben genekt

Present perfect

  • I have beaten
  • you have beaten
  • he/she/it has beaten
  • we have beaten
  • you have beaten
  • they have beaten

Voltooid verleden tijd

  • ik had genekt
  • jij had genekt
  • hij/zij/het had genekt
  • wij hadden genekt
  • jullie hadden genekt
  • zij hadden genekt

Past perfect

  • I had beaten
  • you had beaten
  • he/she/it had beaten
  • we had beaten
  • you had beaten
  • they had beaten

Toekomende tijd I

  • ik zal nekken
  • jij zult nekken
  • hij/zij/het zal nekken
  • wij zullen nekken
  • jullie zullen nekken
  • zij zullen nekken

Future

  • I will beat
  • you will beat
  • he/she/it will beat
  • we will beat
  • you will beat
  • they will beat

Toekomende tijd II

  • ik zal genekt hebben
  • jij zult genekt hebben
  • hij/zij/het zal genekt hebben
  • wij zullen genekt hebben
  • jullie zullen genekt hebben
  • zij zullen genekt hebben

Future perfect

  • I will have beaten
  • you will have beaten
  • he/she/it will have beaten
  • we will have beaten
  • you will have beaten
  • they will have beaten

Conditionalis I

  • ik zou nekken
  • jij zou nekken
  • hij/zij/het zou nekken
  • wij zouden nekken
  • jullie zouden nekken
  • zij zouden nekken

Conditional present

  • I would beat
  • you would beat
  • he/she/it would beat
  • we would beat
  • you would beat
  • they would beat

Conditionalis II

  • ik zou hebben genekt
  • jij zou hebben genekt
  • hij/zij/het zou hebben genekt
  • wij zouden hebben genekt
  • jullie zouden hebben genekt
  • zij zouden hebben genekt

Conditional perfect

  • I would have beaten
  • you would have beaten
  • he/she/it would have beaten
  • we would have beaten
  • you would have beaten
  • they would have beaten

Imperatief

  • jij nek
  • jullie nekt

Imperative

  • you beat
  • you beat

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van nekken