Vervoeging van nieten
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik niet
- jij niet
- hij/zij/het niet
- wij nieten
- jullie nieten
- zij nieten
Present
- I brace
- you brace
- he/she/it braces
- we brace
- you brace
- they brace
Onvoltooid verleden tijd
- ik niette
- jij niette
- hij/zij/het niette
- wij nietten
- jullie nietten
- zij nietten
Simple past
- I braced
- you braced
- he/she/it braced
- we braced
- you braced
- they braced
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geniet
- jij hebt geniet
- hij/zij/het heeft geniet
- wij hebben geniet
- jullie hebben geniet
- zij hebben geniet
Present perfect
- I have braced
- you have braced
- he/she/it has braced
- we have braced
- you have braced
- they have braced
Voltooid verleden tijd
- ik had geniet
- jij had geniet
- hij/zij/het had geniet
- wij hadden geniet
- jullie hadden geniet
- zij hadden geniet
Past perfect
- I had braced
- you had braced
- he/she/it had braced
- we had braced
- you had braced
- they had braced
Toekomende tijd I
- ik zal nieten
- jij zult nieten
- hij/zij/het zal nieten
- wij zullen nieten
- jullie zullen nieten
- zij zullen nieten
Future
- I will brace
- you will brace
- he/she/it will brace
- we will brace
- you will brace
- they will brace
Toekomende tijd II
- ik zal geniet hebben
- jij zult geniet hebben
- hij/zij/het zal geniet hebben
- wij zullen geniet hebben
- jullie zullen geniet hebben
- zij zullen geniet hebben
Future perfect
- I will have braced
- you will have braced
- he/she/it will have braced
- we will have braced
- you will have braced
- they will have braced
Conditionalis I
- ik zou nieten
- jij zou nieten
- hij/zij/het zou nieten
- wij zouden nieten
- jullie zouden nieten
- zij zouden nieten
Conditional present
- I would brace
- you would brace
- he/she/it would brace
- we would brace
- you would brace
- they would brace
Conditionalis II
- ik zou hebben geniet
- jij zou hebben geniet
- hij/zij/het zou hebben geniet
- wij zouden hebben geniet
- jullie zouden hebben geniet
- zij zouden hebben geniet
Conditional perfect
- I would have braced
- you would have braced
- he/she/it would have braced
- we would have braced
- you would have braced
- they would have braced
Imperatief
- jij niet
- jullie niet
Imperative
- you brace
- you brace