Vervoeging van nijdassen
Onbepaalde wijs (infinitief): nijdassen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik nijdas
- jij nijdast
- hij/zij/het nijdast
- wij nijdassen
- jullie nijdassen
- zij nijdassen
Present
- I badger
- you badger
- he/she/it badgers
- we badger
- you badger
- they badger
Onvoltooid verleden tijd
- ik nijdaste
- jij nijdaste
- hij/zij/het nijdaste
- wij nijdasten
- jullie nijdasten
- zij nijdasten
Simple past
- I badgered
- you badgered
- he/she/it badgered
- we badgered
- you badgered
- they badgered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genijdast
- jij hebt genijdast
- hij/zij/het heeft genijdast
- wij hebben genijdast
- jullie hebben genijdast
- zij hebben genijdast
Present perfect
- I have badgered
- you have badgered
- he/she/it has badgered
- we have badgered
- you have badgered
- they have badgered
Voltooid verleden tijd
- ik had genijdast
- jij had genijdast
- hij/zij/het had genijdast
- wij hadden genijdast
- jullie hadden genijdast
- zij hadden genijdast
Past perfect
- I had badgered
- you had badgered
- he/she/it had badgered
- we had badgered
- you had badgered
- they had badgered
Toekomende tijd I
- ik zal nijdassen
- jij zult nijdassen
- hij/zij/het zal nijdassen
- wij zullen nijdassen
- jullie zullen nijdassen
- zij zullen nijdassen
Future
- I will badger
- you will badger
- he/she/it will badger
- we will badger
- you will badger
- they will badger
Toekomende tijd II
- ik zal genijdast hebben
- jij zult genijdast hebben
- hij/zij/het zal genijdast hebben
- wij zullen genijdast hebben
- jullie zullen genijdast hebben
- zij zullen genijdast hebben
Future perfect
- I will have badgered
- you will have badgered
- he/she/it will have badgered
- we will have badgered
- you will have badgered
- they will have badgered
Conditionalis I
- ik zou nijdassen
- jij zou nijdassen
- hij/zij/het zou nijdassen
- wij zouden nijdassen
- jullie zouden nijdassen
- zij zouden nijdassen
Conditional present
- I would badger
- you would badger
- he/she/it would badger
- we would badger
- you would badger
- they would badger
Conditionalis II
- ik zou hebben genijdast
- jij zou hebben genijdast
- hij/zij/het zou hebben genijdast
- wij zouden hebben genijdast
- jullie zouden hebben genijdast
- zij zouden hebben genijdast
Conditional perfect
- I would have badgered
- you would have badgered
- he/she/it would have badgered
- we would have badgered
- you would have badgered
- they would have badgered
Imperatief
- jij nijdas
- jullie nijdast
Imperative
- you badger
- you badger