Vervoeging van nuanceren
Onbepaalde wijs (infinitief): nuanceren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik nuanceer
- jij nuanceert
- hij/zij/het nuanceert
- wij nuanceren
- jullie nuanceren
- zij nuanceren
Present
- I spin
- you spin
- he/she/it spins
- we spin
- you spin
- they spin
Onvoltooid verleden tijd
- ik nuanceerde
- jij nuanceerde
- hij/zij/het nuanceerde
- wij nuanceerden
- jullie nuanceerden
- zij nuanceerden
Simple past
- I spun
- you spun
- he/she/it spun
- we spun
- you spun
- they spun
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb genuanceerd
- jij hebt genuanceerd
- hij/zij/het heeft genuanceerd
- wij hebben genuanceerd
- jullie hebben genuanceerd
- zij hebben genuanceerd
Present perfect
- I have spun
- you have spun
- he/she/it has spun
- we have spun
- you have spun
- they have spun
Voltooid verleden tijd
- ik had genuanceerd
- jij had genuanceerd
- hij/zij/het had genuanceerd
- wij hadden genuanceerd
- jullie hadden genuanceerd
- zij hadden genuanceerd
Past perfect
- I had spun
- you had spun
- he/she/it had spun
- we had spun
- you had spun
- they had spun
Toekomende tijd I
- ik zal nuanceren
- jij zult nuanceren
- hij/zij/het zal nuanceren
- wij zullen nuanceren
- jullie zullen nuanceren
- zij zullen nuanceren
Future
- I will spin
- you will spin
- he/she/it will spin
- we will spin
- you will spin
- they will spin
Toekomende tijd II
- ik zal genuanceerd hebben
- jij zult genuanceerd hebben
- hij/zij/het zal genuanceerd hebben
- wij zullen genuanceerd hebben
- jullie zullen genuanceerd hebben
- zij zullen genuanceerd hebben
Future perfect
- I will have spun
- you will have spun
- he/she/it will have spun
- we will have spun
- you will have spun
- they will have spun
Conditionalis I
- ik zou nuanceren
- jij zou nuanceren
- hij/zij/het zou nuanceren
- wij zouden nuanceren
- jullie zouden nuanceren
- zij zouden nuanceren
Conditional present
- I would spin
- you would spin
- he/she/it would spin
- we would spin
- you would spin
- they would spin
Conditionalis II
- ik zou hebben genuanceerd
- jij zou hebben genuanceerd
- hij/zij/het zou hebben genuanceerd
- wij zouden hebben genuanceerd
- jullie zouden hebben genuanceerd
- zij zouden hebben genuanceerd
Conditional perfect
- I would have spun
- you would have spun
- he/she/it would have spun
- we would have spun
- you would have spun
- they would have spun
Imperatief
- jij nuanceer
- jullie nuanceert
Imperative
- you spin
- you spin