Vervoeging van omhoogsteken
Onbepaalde wijs (infinitief): omhoogsteken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik steek omhoog
- jij steekt omhoog
- hij/zij/het steekt omhoog
- wij steken omhoog
- jullie steken omhoog
- zij steken omhoog
Present
- I thrust
- you thrust
- he/she/it thrusts
- we thrust
- you thrust
- they thrust
Onvoltooid verleden tijd
- ik stak omhoog
- jij stak omhoog
- hij/zij/het stak omhoog
- wij staken omhoog
- jullie staken omhoog
- zij staken omhoog
Simple past
- I thrust
- you thrust
- he/she/it thrust
- we thrust
- you thrust
- they thrust
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omhooggestoken
- jij hebt omhooggestoken
- hij/zij/het heeft omhooggestoken
- wij hebben omhooggestoken
- jullie hebben omhooggestoken
- zij hebben omhooggestoken
Present perfect
- I have thrust
- you have thrust
- he/she/it has thrust
- we have thrust
- you have thrust
- they have thrust
Voltooid verleden tijd
- ik had omhooggestoken
- jij had omhooggestoken
- hij/zij/het had omhooggestoken
- wij hadden omhooggestoken
- jullie hadden omhooggestoken
- zij hadden omhooggestoken
Past perfect
- I had thrust
- you had thrust
- he/she/it had thrust
- we had thrust
- you had thrust
- they had thrust
Toekomende tijd I
- ik zal omhoogsteken
- jij zult omhoogsteken
- hij/zij/het zal omhoogsteken
- wij zullen omhoogsteken
- jullie zullen omhoogsteken
- zij zullen omhoogsteken
Future
- I will thrust
- you will thrust
- he/she/it will thrust
- we will thrust
- you will thrust
- they will thrust
Toekomende tijd II
- ik zal omhooggestoken hebben
- jij zult omhooggestoken hebben
- hij/zij/het zal omhooggestoken hebben
- wij zullen omhooggestoken hebben
- jullie zullen omhooggestoken hebben
- zij zullen omhooggestoken hebben
Future perfect
- I will have thrust
- you will have thrust
- he/she/it will have thrust
- we will have thrust
- you will have thrust
- they will have thrust
Conditionalis I
- ik zou omhoogsteken
- jij zou omhoogsteken
- hij/zij/het zou omhoogsteken
- wij zouden omhoogsteken
- jullie zouden omhoogsteken
- zij zouden omhoogsteken
Conditional present
- I would thrust
- you would thrust
- he/she/it would thrust
- we would thrust
- you would thrust
- they would thrust
Conditionalis II
- ik zou hebben omhooggestoken
- jij zou hebben omhooggestoken
- hij/zij/het zou hebben omhooggestoken
- wij zouden hebben omhooggestoken
- jullie zouden hebben omhooggestoken
- zij zouden hebben omhooggestoken
Conditional perfect
- I would have thrust
- you would have thrust
- he/she/it would have thrust
- we would have thrust
- you would have thrust
- they would have thrust
Imperatief
- jij steek omhoog
- jullie steekt omhoog
Imperative
- you thrust
- you thrust