Vervoeging van omhoogvliegen
Onbepaalde wijs (infinitief): omhoogvliegen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vlieg omhoog
- jij vliegt omhoog
- hij/zij/het vliegt omhoog
- wij vliegen omhoog
- jullie vliegen omhoog
- zij vliegen omhoog
Present
- I soar
- you soar
- he/she/it soars
- we soar
- you soar
- they soar
Onvoltooid verleden tijd
- ik vloog omhoog
- jij vloog omhoog
- hij/zij/het vloog omhoog
- wij vlogen omhoog
- jullie vlogen omhoog
- zij vlogen omhoog
Simple past
- I soared
- you soared
- he/she/it soared
- we soared
- you soared
- they soared
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben omhooggevlogen
- jij bent omhooggevlogen
- hij/zij/het is omhooggevlogen
- wij zijn omhooggevlogen
- jullie zijn omhooggevlogen
- zij zijn omhooggevlogen
Present perfect
- I have soared
- you have soared
- he/she/it has soared
- we have soared
- you have soared
- they have soared
Voltooid verleden tijd
- ik was omhooggevlogen
- jij was omhooggevlogen
- hij/zij/het was omhooggevlogen
- wij waren omhooggevlogen
- jullie waren omhooggevlogen
- zij waren omhooggevlogen
Past perfect
- I had soared
- you had soared
- he/she/it had soared
- we had soared
- you had soared
- they had soared
Toekomende tijd I
- ik zal omhoogvliegen
- jij zult omhoogvliegen
- hij/zij/het zal omhoogvliegen
- wij zullen omhoogvliegen
- jullie zullen omhoogvliegen
- zij zullen omhoogvliegen
Future
- I will soar
- you will soar
- he/she/it will soar
- we will soar
- you will soar
- they will soar
Toekomende tijd II
- ik zal omhooggevlogen zijn
- jij zult omhooggevlogen zijn
- hij/zij/het zal omhooggevlogen zijn
- wij zullen omhooggevlogen zijn
- jullie zullen omhooggevlogen zijn
- zij zullen omhooggevlogen zijn
Future perfect
- I will have soared
- you will have soared
- he/she/it will have soared
- we will have soared
- you will have soared
- they will have soared
Conditionalis I
- ik zou omhoogvliegen
- jij zou omhoogvliegen
- hij/zij/het zou omhoogvliegen
- wij zouden omhoogvliegen
- jullie zouden omhoogvliegen
- zij zouden omhoogvliegen
Conditional present
- I would soar
- you would soar
- he/she/it would soar
- we would soar
- you would soar
- they would soar
Conditionalis II
- ik zou zijn omhooggevlogen
- jij zou zijn omhooggevlogen
- hij/zij/het zou zijn omhooggevlogen
- wij zouden zijn omhooggevlogen
- jullie zouden zijn omhooggevlogen
- zij zouden zijn omhooggevlogen
Conditional perfect
- I would have soared
- you would have soared
- he/she/it would have soared
- we would have soared
- you would have soared
- they would have soared
Imperatief
- jij vlieg omhoog
- jullie vliegt omhoog
Imperative
- you soar
- you soar