Vervoeging van ondergaan
Onbepaalde wijs (infinitief): ondergaan
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik onderga
- jij ondergaat
- hij/zij/het ondergaat
- wij ondergaan
- jullie ondergaan
- zij ondergaan
Present
- I set
- you set
- he/she/it sets
- we set
- you set
- they set
Onvoltooid verleden tijd
- ik onderging
- jij onderging
- hij/zij/het onderging
- wij ondergingen
- jullie ondergingen
- zij ondergingen
Simple past
- I set
- you set
- he/she/it set
- we set
- you set
- they set
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ondergaan
- jij hebt ondergaan
- hij/zij/het heeft ondergaan
- wij hebben ondergaan
- jullie hebben ondergaan
- zij hebben ondergaan
Present perfect
- I have set
- you have set
- he/she/it has set
- we have set
- you have set
- they have set
Voltooid verleden tijd
- ik had ondergaan
- jij had ondergaan
- hij/zij/het had ondergaan
- wij hadden ondergaan
- jullie hadden ondergaan
- zij hadden ondergaan
Past perfect
- I had set
- you had set
- he/she/it had set
- we had set
- you had set
- they had set
Toekomende tijd I
- ik zal ondergaan
- jij zult ondergaan
- hij/zij/het zal ondergaan
- wij zullen ondergaan
- jullie zullen ondergaan
- zij zullen ondergaan
Future
- I will set
- you will set
- he/she/it will set
- we will set
- you will set
- they will set
Toekomende tijd II
- ik zal ondergaan hebben
- jij zult ondergaan hebben
- hij/zij/het zal ondergaan hebben
- wij zullen ondergaan hebben
- jullie zullen ondergaan hebben
- zij zullen ondergaan hebben
Future perfect
- I will have set
- you will have set
- he/she/it will have set
- we will have set
- you will have set
- they will have set
Conditionalis I
- ik zou ondergaan
- jij zou ondergaan
- hij/zij/het zou ondergaan
- wij zouden ondergaan
- jullie zouden ondergaan
- zij zouden ondergaan
Conditional present
- I would set
- you would set
- he/she/it would set
- we would set
- you would set
- they would set
Conditionalis II
- ik zou hebben ondergaan
- jij zou hebben ondergaan
- hij/zij/het zou hebben ondergaan
- wij zouden hebben ondergaan
- jullie zouden hebben ondergaan
- zij zouden hebben ondergaan
Conditional perfect
- I would have set
- you would have set
- he/she/it would have set
- we would have set
- you would have set
- they would have set
Imperatief
- jij onderga
- jullie ondergaat
Imperative
- you set
- you set