Vervoeging van ontmaagden
Onbepaalde wijs (infinitief): ontmaagden
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontmaagd
- jij ontmaagdt
- hij/zij/het ontmaagdt
- wij ontmaagden
- jullie ontmaagden
- zij ontmaagden
Present
- I deflower
- you deflower
- he/she/it deflowers
- we deflower
- you deflower
- they deflower
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontmaagdde
- jij ontmaagdde
- hij/zij/het ontmaagdde
- wij ontmaagdden
- jullie ontmaagdden
- zij ontmaagdden
Simple past
- I deflowered
- you deflowered
- he/she/it deflowered
- we deflowered
- you deflowered
- they deflowered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontmaagd
- jij hebt ontmaagd
- hij/zij/het heeft ontmaagd
- wij hebben ontmaagd
- jullie hebben ontmaagd
- zij hebben ontmaagd
Present perfect
- I have deflowered
- you have deflowered
- he/she/it has deflowered
- we have deflowered
- you have deflowered
- they have deflowered
Voltooid verleden tijd
- ik had ontmaagd
- jij had ontmaagd
- hij/zij/het had ontmaagd
- wij hadden ontmaagd
- jullie hadden ontmaagd
- zij hadden ontmaagd
Past perfect
- I had deflowered
- you had deflowered
- he/she/it had deflowered
- we had deflowered
- you had deflowered
- they had deflowered
Toekomende tijd I
- ik zal ontmaagden
- jij zult ontmaagden
- hij/zij/het zal ontmaagden
- wij zullen ontmaagden
- jullie zullen ontmaagden
- zij zullen ontmaagden
Future
- I will deflower
- you will deflower
- he/she/it will deflower
- we will deflower
- you will deflower
- they will deflower
Toekomende tijd II
- ik zal ontmaagd hebben
- jij zult ontmaagd hebben
- hij/zij/het zal ontmaagd hebben
- wij zullen ontmaagd hebben
- jullie zullen ontmaagd hebben
- zij zullen ontmaagd hebben
Future perfect
- I will have deflowered
- you will have deflowered
- he/she/it will have deflowered
- we will have deflowered
- you will have deflowered
- they will have deflowered
Conditionalis I
- ik zou ontmaagden
- jij zou ontmaagden
- hij/zij/het zou ontmaagden
- wij zouden ontmaagden
- jullie zouden ontmaagden
- zij zouden ontmaagden
Conditional present
- I would deflower
- you would deflower
- he/she/it would deflower
- we would deflower
- you would deflower
- they would deflower
Conditionalis II
- ik zou hebben ontmaagd
- jij zou hebben ontmaagd
- hij/zij/het zou hebben ontmaagd
- wij zouden hebben ontmaagd
- jullie zouden hebben ontmaagd
- zij zouden hebben ontmaagd
Conditional perfect
- I would have deflowered
- you would have deflowered
- he/she/it would have deflowered
- we would have deflowered
- you would have deflowered
- they would have deflowered
Imperatief
- jij ontmaagd
- jullie ontmaagdt
Imperative
- you deflower
- you deflower