Vervoeging van ontraadselen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontraadselen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontraadsel
- jij ontraadselt
- hij/zij/het ontraadselt
- wij ontraadselen
- jullie ontraadselen
- zij ontraadselen
Present
- I ravel
- you ravel
- he/she/it ravels
- we ravel
- you ravel
- they ravel
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontraadselde
- jij ontraadselde
- hij/zij/het ontraadselde
- wij ontraadselden
- jullie ontraadselden
- zij ontraadselden
Simple past
- I raveled; ravelled
- you raveled; ravelled
- he/she/it raveled; ravelled
- we raveled; ravelled
- you raveled; ravelled
- they raveled; ravelled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontraadseld
- jij hebt ontraadseld
- hij/zij/het heeft ontraadseld
- wij hebben ontraadseld
- jullie hebben ontraadseld
- zij hebben ontraadseld
Present perfect
- I have raveled; ravelled
- you have raveled; ravelled
- he/she/it has raveled; ravelled
- we have raveled; ravelled
- you have raveled; ravelled
- they have raveled; ravelled
Voltooid verleden tijd
- ik had ontraadseld
- jij had ontraadseld
- hij/zij/het had ontraadseld
- wij hadden ontraadseld
- jullie hadden ontraadseld
- zij hadden ontraadseld
Past perfect
- I had raveled; ravelled
- you had raveled; ravelled
- he/she/it had raveled; ravelled
- we had raveled; ravelled
- you had raveled; ravelled
- they had raveled; ravelled
Toekomende tijd I
- ik zal ontraadselen
- jij zult ontraadselen
- hij/zij/het zal ontraadselen
- wij zullen ontraadselen
- jullie zullen ontraadselen
- zij zullen ontraadselen
Future
- I will ravel
- you will ravel
- he/she/it will ravel
- we will ravel
- you will ravel
- they will ravel
Toekomende tijd II
- ik zal ontraadseld hebben
- jij zult ontraadseld hebben
- hij/zij/het zal ontraadseld hebben
- wij zullen ontraadseld hebben
- jullie zullen ontraadseld hebben
- zij zullen ontraadseld hebben
Future perfect
- I will have raveled; ravelled
- you will have raveled; ravelled
- he/she/it will have raveled; ravelled
- we will have raveled; ravelled
- you will have raveled; ravelled
- they will have raveled; ravelled
Conditionalis I
- ik zou ontraadselen
- jij zou ontraadselen
- hij/zij/het zou ontraadselen
- wij zouden ontraadselen
- jullie zouden ontraadselen
- zij zouden ontraadselen
Conditional present
- I would ravel
- you would ravel
- he/she/it would ravel
- we would ravel
- you would ravel
- they would ravel
Conditionalis II
- ik zou hebben ontraadseld
- jij zou hebben ontraadseld
- hij/zij/het zou hebben ontraadseld
- wij zouden hebben ontraadseld
- jullie zouden hebben ontraadseld
- zij zouden hebben ontraadseld
Conditional perfect
- I would have raveled; ravelled
- you would have raveled; ravelled
- he/she/it would have raveled; ravelled
- we would have raveled; ravelled
- you would have raveled; ravelled
- they would have raveled; ravelled
Imperatief
- jij ontraadsel
- jullie ontraadselt
Imperative
- you ravel
- you ravel