Vervoeging van openspringen
Onbepaalde wijs (infinitief): openspringen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het springt open
- zij springen open
Present
- he/she/it bursts
- they burst
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het sprong open
- zij sprongen open
Simple past
- he/she/it burst
- they burst
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is opengesprongen
- zij zijn opengesprongen
Present perfect
- he/she/it has burst
- they have burst
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was opengesprongen
- zij waren opengesprongen
Past perfect
- he/she/it had burst
- they had burst
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal openspringen
- zij zult openspringen
Future
- he/she/it will burst
- they will burst
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal opengesprongen zijn
- zij zult opengesprongen zijn
Future perfect
- he/she/it will have burst
- they will have burst
Conditionalis I
- hij/zij/het zal openspringen
- zij zullen openspringen
Conditional present
- he/she/it would burst
- they would burst
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn opengesprongen
- zij zullen zijn opengesprongen
Conditional perfect
- he/she/it would have burst
- they would have burst