Vervoeging van opgroeien
Onbepaalde wijs (infinitief): opgroeien
Er is helaas geen Engelse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik groei op
- jij groeit op
- hij/zij/het groeit op
- wij groeien op
- jullie groeien op
- zij groeien op
Onvoltooid verleden tijd
- ik groeide op
- jij groeide op
- hij/zij/het groeide op
- wij groeiden op
- jullie groeiden op
- zij groeiden op
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben opgegroeid
- jij bent opgegroeid
- hij/zij/het is opgegroeid
- wij zijn opgegroeid
- jullie zijn opgegroeid
- zij zijn opgegroeid
Voltooid verleden tijd
- ik was opgegroeid
- jij was opgegroeid
- hij/zij/het was opgegroeid
- wij waren opgegroeid
- jullie waren opgegroeid
- zij waren opgegroeid
Toekomende tijd I
- ik zal opgroeien
- jij zult opgroeien
- hij/zij/het zal opgroeien
- wij zullen opgroeien
- jullie zullen opgroeien
- zij zullen opgroeien
Toekomende tijd II
- ik zal opgegroeid zijn
- jij zult opgegroeid zijn
- hij/zij/het zal opgegroeid zijn
- wij zullen opgegroeid zijn
- jullie zullen opgegroeid zijn
- zij zullen opgegroeid zijn
Conditionalis I
- ik zou opgroeien
- jij zou opgroeien
- hij/zij/het zou opgroeien
- wij zouden opgroeien
- jullie zouden opgroeien
- zij zouden opgroeien
Conditionalis II
- ik zou zijn opgegroeid
- jij zou zijn opgegroeid
- hij/zij/het zou zijn opgegroeid
- wij zouden zijn opgegroeid
- jullie zouden zijn opgegroeid
- zij zouden zijn opgegroeid
Imperatief
- jij groei op
- jullie groeit op