Vervoeging van opsnorren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik snor op
  • jij snort op
  • hij/zij/het snort op
  • wij snorren op
  • jullie snorren op
  • zij snorren op

Present

  • I consult
  • you consult
  • he/she/it consults
  • we consult
  • you consult
  • they consult

Onvoltooid verleden tijd

  • ik snorde op
  • jij snorde op
  • hij/zij/het snorde op
  • wij snorden op
  • jullie snorden op
  • zij snorden op

Simple past

  • I consulted
  • you consulted
  • he/she/it consulted
  • we consulted
  • you consulted
  • they consulted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgesnord
  • jij hebt opgesnord
  • hij/zij/het heeft opgesnord
  • wij hebben opgesnord
  • jullie hebben opgesnord
  • zij hebben opgesnord

Present perfect

  • I have consulted
  • you have consulted
  • he/she/it has consulted
  • we have consulted
  • you have consulted
  • they have consulted

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgesnord
  • jij had opgesnord
  • hij/zij/het had opgesnord
  • wij hadden opgesnord
  • jullie hadden opgesnord
  • zij hadden opgesnord

Past perfect

  • I had consulted
  • you had consulted
  • he/she/it had consulted
  • we had consulted
  • you had consulted
  • they had consulted

Toekomende tijd I

  • ik zal opsnorren
  • jij zult opsnorren
  • hij/zij/het zal opsnorren
  • wij zullen opsnorren
  • jullie zullen opsnorren
  • zij zullen opsnorren

Future

  • I will consult
  • you will consult
  • he/she/it will consult
  • we will consult
  • you will consult
  • they will consult

Toekomende tijd II

  • ik zal opgesnord hebben
  • jij zult opgesnord hebben
  • hij/zij/het zal opgesnord hebben
  • wij zullen opgesnord hebben
  • jullie zullen opgesnord hebben
  • zij zullen opgesnord hebben

Future perfect

  • I will have consulted
  • you will have consulted
  • he/she/it will have consulted
  • we will have consulted
  • you will have consulted
  • they will have consulted

Conditionalis I

  • ik zou opsnorren
  • jij zou opsnorren
  • hij/zij/het zou opsnorren
  • wij zouden opsnorren
  • jullie zouden opsnorren
  • zij zouden opsnorren

Conditional present

  • I would consult
  • you would consult
  • he/she/it would consult
  • we would consult
  • you would consult
  • they would consult

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgesnord
  • jij zou hebben opgesnord
  • hij/zij/het zou hebben opgesnord
  • wij zouden hebben opgesnord
  • jullie zouden hebben opgesnord
  • zij zouden hebben opgesnord

Conditional perfect

  • I would have consulted
  • you would have consulted
  • he/she/it would have consulted
  • we would have consulted
  • you would have consulted
  • they would have consulted

Imperatief

  • jij snor op
  • jullie snort op

Imperative

  • you consult
  • you consult

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opsnorren