Vervoeging van opvouwen
Onbepaalde wijs (infinitief): opvouwen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vouw op
- jij vouwt op
- hij/zij/het vouwt op
- wij vouwen op
- jullie vouwen op
- zij vouwen op
Present
- I fold
- you fold
- he/she/it folds
- we fold
- you fold
- they fold
Onvoltooid verleden tijd
- ik vouwde op
- jij vouwde op
- hij/zij/het vouwde op
- wij vouwden op
- jullie vouwden op
- zij vouwden op
Simple past
- I folded
- you folded
- he/she/it folded
- we folded
- you folded
- they folded
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgevouwen
- jij hebt opgevouwen
- hij/zij/het heeft opgevouwen
- wij hebben opgevouwen
- jullie hebben opgevouwen
- zij hebben opgevouwen
Present perfect
- I have folded
- you have folded
- he/she/it has folded
- we have folded
- you have folded
- they have folded
Voltooid verleden tijd
- ik had opgevouwen
- jij had opgevouwen
- hij/zij/het had opgevouwen
- wij hadden opgevouwen
- jullie hadden opgevouwen
- zij hadden opgevouwen
Past perfect
- I had folded
- you had folded
- he/she/it had folded
- we had folded
- you had folded
- they had folded
Toekomende tijd I
- ik zal opvouwen
- jij zult opvouwen
- hij/zij/het zal opvouwen
- wij zullen opvouwen
- jullie zullen opvouwen
- zij zullen opvouwen
Future
- I will fold
- you will fold
- he/she/it will fold
- we will fold
- you will fold
- they will fold
Toekomende tijd II
- ik zal opgevouwen hebben
- jij zult opgevouwen hebben
- hij/zij/het zal opgevouwen hebben
- wij zullen opgevouwen hebben
- jullie zullen opgevouwen hebben
- zij zullen opgevouwen hebben
Future perfect
- I will have folded
- you will have folded
- he/she/it will have folded
- we will have folded
- you will have folded
- they will have folded
Conditionalis I
- ik zou opvouwen
- jij zou opvouwen
- hij/zij/het zou opvouwen
- wij zouden opvouwen
- jullie zouden opvouwen
- zij zouden opvouwen
Conditional present
- I would fold
- you would fold
- he/she/it would fold
- we would fold
- you would fold
- they would fold
Conditionalis II
- ik zou hebben opgevouwen
- jij zou hebben opgevouwen
- hij/zij/het zou hebben opgevouwen
- wij zouden hebben opgevouwen
- jullie zouden hebben opgevouwen
- zij zouden hebben opgevouwen
Conditional perfect
- I would have folded
- you would have folded
- he/she/it would have folded
- we would have folded
- you would have folded
- they would have folded
Imperatief
- jij vouw op
- jullie vouwt op
Imperative
- you fold
- you fold