Vervoeging van overbelasten

Onbepaalde wijs (infinitief): overbelasten

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik overbelast
  • jij overbelast
  • hij/zij/het overbelast
  • wij overbelasten
  • jullie overbelasten
  • zij overbelasten

Present

  • I overload
  • you overload
  • he/she/it overloads
  • we overload
  • you overload
  • they overload

Onvoltooid verleden tijd

  • ik overbelastte
  • jij overbelastte
  • hij/zij/het overbelastte
  • wij overbelastten
  • jullie overbelastten
  • zij overbelastten

Simple past

  • I overloaded
  • you overloaded
  • he/she/it overloaded
  • we overloaded
  • you overloaded
  • they overloaded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb overbelast
  • jij hebt overbelast
  • hij/zij/het heeft overbelast
  • wij hebben overbelast
  • jullie hebben overbelast
  • zij hebben overbelast

Present perfect

  • I have overloaded
  • you have overloaded
  • he/she/it has overloaded
  • we have overloaded
  • you have overloaded
  • they have overloaded

Voltooid verleden tijd

  • ik had overbelast
  • jij had overbelast
  • hij/zij/het had overbelast
  • wij hadden overbelast
  • jullie hadden overbelast
  • zij hadden overbelast

Past perfect

  • I had overloaded
  • you had overloaded
  • he/she/it had overloaded
  • we had overloaded
  • you had overloaded
  • they had overloaded

Toekomende tijd I

  • ik zal overbelasten
  • jij zult overbelasten
  • hij/zij/het zal overbelasten
  • wij zullen overbelasten
  • jullie zullen overbelasten
  • zij zullen overbelasten

Future

  • I will overload
  • you will overload
  • he/she/it will overload
  • we will overload
  • you will overload
  • they will overload

Toekomende tijd II

  • ik zal overbelast hebben
  • jij zult overbelast hebben
  • hij/zij/het zal overbelast hebben
  • wij zullen overbelast hebben
  • jullie zullen overbelast hebben
  • zij zullen overbelast hebben

Future perfect

  • I will have overloaded
  • you will have overloaded
  • he/she/it will have overloaded
  • we will have overloaded
  • you will have overloaded
  • they will have overloaded

Conditionalis I

  • ik zou overbelasten
  • jij zou overbelasten
  • hij/zij/het zou overbelasten
  • wij zouden overbelasten
  • jullie zouden overbelasten
  • zij zouden overbelasten

Conditional present

  • I would overload
  • you would overload
  • he/she/it would overload
  • we would overload
  • you would overload
  • they would overload

Conditionalis II

  • ik zou hebben overbelast
  • jij zou hebben overbelast
  • hij/zij/het zou hebben overbelast
  • wij zouden hebben overbelast
  • jullie zouden hebben overbelast
  • zij zouden hebben overbelast

Conditional perfect

  • I would have overloaded
  • you would have overloaded
  • he/she/it would have overloaded
  • we would have overloaded
  • you would have overloaded
  • they would have overloaded

Imperatief

  • jij overbelast
  • jullie overbelast

Imperative

  • you overload
  • you overload