Vervoeging van overdubben

Onbepaalde wijs (infinitief): overdubben

Vertaling: to dub

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik dub over
  • jij dubt over
  • hij/zij/het dubt over
  • wij dubben over
  • jullie dubben over
  • zij dubben over

Present

  • I dub
  • you dub
  • he/she/it dubs
  • we dub
  • you dub
  • they dub

Onvoltooid verleden tijd

  • ik dubde over
  • jij dubde over
  • hij/zij/het dubde over
  • wij dubden over
  • jullie dubden over
  • zij dubden over

Simple past

  • I dubbed
  • you dubbed
  • he/she/it dubbed
  • we dubbed
  • you dubbed
  • they dubbed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb overgedubd
  • jij hebt overgedubd
  • hij/zij/het heeft overgedubd
  • wij hebben overgedubd
  • jullie hebben overgedubd
  • zij hebben overgedubd

Present perfect

  • I have dubbed
  • you have dubbed
  • he/she/it has dubbed
  • we have dubbed
  • you have dubbed
  • they have dubbed

Voltooid verleden tijd

  • ik had overgedubd
  • jij had overgedubd
  • hij/zij/het had overgedubd
  • wij hadden overgedubd
  • jullie hadden overgedubd
  • zij hadden overgedubd

Past perfect

  • I had dubbed
  • you had dubbed
  • he/she/it had dubbed
  • we had dubbed
  • you had dubbed
  • they had dubbed

Toekomende tijd I

  • ik zal overdubben
  • jij zult overdubben
  • hij/zij/het zal overdubben
  • wij zullen overdubben
  • jullie zullen overdubben
  • zij zullen overdubben

Future

  • I will dub
  • you will dub
  • he/she/it will dub
  • we will dub
  • you will dub
  • they will dub

Toekomende tijd II

  • ik zal overgedubd hebben
  • jij zult overgedubd hebben
  • hij/zij/het zal overgedubd hebben
  • wij zullen overgedubd hebben
  • jullie zullen overgedubd hebben
  • zij zullen overgedubd hebben

Future perfect

  • I will have dubbed
  • you will have dubbed
  • he/she/it will have dubbed
  • we will have dubbed
  • you will have dubbed
  • they will have dubbed

Conditionalis I

  • ik zou overdubben
  • jij zou overdubben
  • hij/zij/het zou overdubben
  • wij zouden overdubben
  • jullie zouden overdubben
  • zij zouden overdubben

Conditional present

  • I would dub
  • you would dub
  • he/she/it would dub
  • we would dub
  • you would dub
  • they would dub

Conditionalis II

  • ik zou hebben overgedubd
  • jij zou hebben overgedubd
  • hij/zij/het zou hebben overgedubd
  • wij zouden hebben overgedubd
  • jullie zouden hebben overgedubd
  • zij zouden hebben overgedubd

Conditional perfect

  • I would have dubbed
  • you would have dubbed
  • he/she/it would have dubbed
  • we would have dubbed
  • you would have dubbed
  • they would have dubbed

Imperatief

  • jij dub over
  • jullie dubt over

Imperative

  • you dub
  • you dub